De Duitse chemicus Ernst Otto Beckmann (1853-1923) ontwikkelde een thermometer die kleine temperatuursverschillen kon meten, maar geen absolute temperatuurswaarden. De lengte van een Beckmann-thermometer was gewoonlijk 40 tot 50cm. De temperatuurschaal dekte zo’n 5°C en was onderverdeeld in honderdsten van een graad. Met een vergrootglas kon men temperatuurwijzigingen beoordelen tot op 0,001°C.
In 1927 beslist de 'General Conference on Weights and Measures' over een eerste 'International Practical Temperature Scale' (IPTS). Dit deed ze door de resultaten uit de lange geschiedenis van praktische thermometrie te vergelijken met die van een thermodynamische verdeelschaal, die een halve eeuw oud was. Omwille van de opeenvolgende verbeteringen in metingen en technieken, werd de IPTS tussen 1927 en 1990 constant geupdated. The IPTS-68 erkende de thermodynamische temperatuur als basistemperatuur en definieerde zijn eenheid (de Kelvin) als 1/273.16 van het triple-punt van water. De triple-punt-temperatuur hing alleen af van de zuiverheid van de gebruikte substantie en was in dat opzicht superieur aan de ijs- en stoompunten. Die hingen niet alleen af van de zuiverheid maar ook van hun druk van exact 1 atmosfeer. De huidige keuze verzekerde dat één graad op de Kelvin schaal bijna gelijk was aan één graad op de Celsius-schaal, het verschil was zo gering dat zelfs zeer gevoelige toestellen het niet konden opsporen.
In oktober 1948 koos de negende 'General Conference on Weights and Measures' de Celsius als eenheid van temperatuur. De keuze voor een schaal van 0 tot 100 bleek moeilijk, omdat die het gebruik van negatieve cijfers inhield voor temperaturen onder 0°C en die waren in de 17de eeuw slecht bewerkt.
De in het Duitse Stuttgart geboren arts Theodore Hannes Benzinger (1905-1999) vond de oorthermometer uit. In 1947 verhuisde hij naar de Verenigde Staten, waar hij zich in 1955 naturaliseerde tot Amerikaan. Tot 1970 iwerkte hij er als fysioloog in het Naval Medical Research Institute van Bethesda. Hij bestudeerde de temperatuur-regulatie en schreef veertig uitvindingen op zijn naam, waarvan de oorthermometer de meest bekende is.
De Amerikaanse uitvinder van medische toestellen David B. Phillips (1946-) ontwikkelde de infrarood oorthermometer.
De Amerikaanse ingenieur elektronica Jacob Fraden (1945-) ontwikkelde de Thermoscan® Human Ear Thermometer, de meest verkochte oorthermometer.
De Amerikaanse ingenieur mechanica Francesco Pompei (1950-) introduceerde 's werelds eerste arterie-thermometer, waarmee men via het voorhoofd op niet-invasieve manier en binnen de twee seconden de juiste lichaamstemperatuur kon meten.
In april 2009 verbood de Europese Gemeenschap de verkoop van meettoestellen die kwik bevatten, dat betekende het einde van de kwikthermometer.
Classificatie via locatie
Oraal
Orale temperatuur kan enkel gemeten worden bij patiënten die in staat zijn de thermometer correct in de mond te houden. Een contra-indicatie is een patiënt die net voordien koud of warm water heeft gedronken.
Rectaal
Rectale temperatuurmeting is de meest juiste methode, maar kan in bepaalde landen en bij bepaalde personen vervelend zijn. Rectale meting is ideaal bij jonge kinderen.
Oor en voorhoofd
Tegenwoordig bestaat de tympanische thermometer die via infrarood de temperatuur van het trommelvlies meet en de bandthermometer die op het voorhoofd van de patiënt wordt gelegd.
Voeten
Tegenwoordig bestaan er zelfs digitale voetthermometers, waarmee men bij diabetespatiënten kan opsporen of er temperatuurverschillen of -stijgingen zijn tussen beide voeten, om op die manier zeer vlug problemen te kunnen oplossen.