Met de frictories uit de Odysseus van Homerus werden waarschijnlijk de eerste telematische services beschreven. Met de gecontroleerde rook van deze vuren verzond men informatie over het verloop van de Trojaanse oorlog. Het systeem werd vanuit Troje uitgebreid naar Klein-Azië en via de Griekse kust naar Argos en Mycene.
Eeuwen geleden werden al primitieve vormen van Telegeneeskunde toegepast. Een voorbeeld daarvan waren de klokken of klepels die de melaatsen gebruikten om anderen te waarschuwen van hen weg te blijven.
In de Middeleeuwen gebruikte men over heel Europa vuren om informatie over de builenpest te verspreiden.
Er zijn gedocumenteerde bewijzen dat gegoede burgers hun medische geschiedenis en urinemonsters doorstuurden naar eminente artsen, die op hun buurt een diagnose terugstuurden, samen met een medicatievoorschrift en aanwijzingen over het te volgen dieet.
In de Verenigde Staten startte men in 1838 met de aanleg van telegrafielijnen, de eerste openbare telegraaf liep tussen Washington en Baltimore.
Via de door Samuel Morse (1791-1872) uitgevonden elektrische telegraaf werd in 1844 werd voor het eerst een bericht verzonden.
De Italiaanse natuurkundige Giovanni Caselli (1815-1891) vond de pantelegraaf uit. Met deze voorloper van de faxmachine kon men via de telegrafielijn over grote afstand geschreven berichten en tekeningen verzenden en ontvangen.
De Engelse Professor David Edward Hughes (1831-1900) ontwierp de teleprinter modem.
William Thompson of Lord Kelvin (1824-1907), Professor Natuurkunde aan de Glasgow University, vond de 'spiegelgalvanometer' uit voor de ontvangst van transatlantische telegrafische transmissies.
Tijdens de American Civil War gebruikte het pas opgerichte Signal Corps een telegraaf voor het verzenden van overlijdensberichten en voor bestellingen van medische goederen, maar ook voor het coördineren van patiënt-transporten. Het korps stond onder leiding van majoor Albert Myer (1828-1880), een chirurg van de Union Army, die de wig-wag-signalisatie of aerial telegraphy had uitgevonden, maar die ook de vader was van het US Weather Bureau. Nadat de Amerikaanse staat hem tweeduizend Dollar ter beschikking stelde, bemandde hij een reeks treinwagons met een Beardslee telegraaf, omdat hij de noodzaak herkende van elektrische telegrafie in veldcommunicaties. In plaats van een sleutel gebruikte men een wijzerplaat voor het vormen van de morsecodes, waardoor de bediener bijna geen opleiding nodig had.
Over een afstand van veertien mijl werden via een draadloze telegraaf voor het eerst signalen verzonden tussen de bergtoppen van Bear’s Den Mountain en Catoctin Mountain in de Blue Ridge Mountains van Virginia. De Amerikaanse tandarts en uitvinder Mahlon Loomis (1826-1886) gebruikte hiervoor twee vliegers.
De Britse wetenschapper William Thomson (1824-1907) verbeterde de telegrafische transmissie met zijn 'Siphon Recorder'. Thomson gebruikte een fijne, in een sterk magnetische veld opgehangen spoel. Aan de spoel, maar ervan geïsoleerd door eboniet, bevestigde hij een sifon (= spuitfles) met inkt. De sifon werd met een hoog voltage geladen, zodat de inkt op het papier werd gespoten, dat over een geaarde metalen oppervlakte bewoog. De sifon ontdekte daardoor niet alleen stromen, maar hij kon ze ook registreren.
Alexander Graham Bell (1847-1922) was de uitvinder van de telefoon. Hij telefoneerde zijn assistent Thomas Watson (1854-1934):
“Watson kom hier, ik heb je hulp nodig.”
Meteen de eerste telefonische oproep voor medische hulp, hij had namelijk zwavelzuur gemorst op zijn been.
Nauwelijks twee jaar nadat de telefoon gepatenteerd werd in de Verenigde Staten, publiceerde de Franse karikaturist, journalist en schrijver Albert Robida (1848-1926) een eerste concept van een gecombineerde videofoon/breedscherm-TV in zijn science-fiction werk 'Le Vingtième Siècle: la vie électrique', Hij noemde het toestel de telefonoscoop.
De in Frankrijk geboren Schot George du Maurier (1834-1896) tekende meerdere cartoons met de telefonoscoop als onderwerp. In Punch magazine maakte hij er zelfs een fictieve uitvinding van Thomas Edison (1847-1931) van.
De term telectroscoop of electroscoop was een hersenspinsel van de Franse schrijver Louis Figuier (1819-1894), die daarmee de eerste beschrijving gaf van een televisie of videofoon.
In 1879 verscheen in The Lancet een rapport over een vrouw, die ervan overtuigd was dat haar kind 'kroep' had. Ze belde haar moeder, die op haar beurt de huisarts contacteerde met het verschrikkelijke nieuws. Daarop telefoneerde de arts de moeder en vroeg haar:
"Houd het kind tegen de hoorn van de telefoon en laat het hoesten," waarop hij haar verzekerde dat het kind zeker geen kroep had.
Alexander Graham Bell (1847-1922) en Charles Sumner Tainter (1854-1940) gebruikten telefoontechnieken om informatie door te spelen via lichtstralen en een reeks spiegels. Ze noemden het de fotofoon, de voorloper van de glasvezel die thans in de Telegeneeskunde veel gebruikt wordt.
Paul Nipkow (1860-1940), de Duitse uitvinder van de Nipkow-schijf, patenteerde de elektrische telescoop, een voorloper van de televisie.
De Franse fysicus Marcel Louis Brillouin (1854-1948) ontwikkelde een televisiebeeldschijf, waarvan de gaatjes voorzien waren van lenzen.
De Franse arts Jacques Bertillon (1851-1922) presenteerde aan het International Statistical Institute van Chicago zijn 'Bertillon Classification of Causes of Death'. Een aantal landen nam dat classificatiesysteem over en in 1898 kwam er een aanbeveling van de American Public Health Association (APHA) dat Canada, Mexico en de Verenigde Staten het systeem ook moesten toepassen. De APHA besliste dat men het hele systeem om de tien jaar zou herbekijken, om er voor te zorgen dat het up-to-date bleef met de vooruitgang van de medische praktijk. In die tijd was het classificatiesysteem in één klein boekje vervat, met een alfabetische index en tabulaire lijst. De revisies die volgden bevatten kleine veranderingen, tot de zesde herziening het classificatiesysteem naar twee boeken uitbreidde. Die zesde herziening bevatte voorwaarden over morbiditeit en mortaliteit en men wijzigde de titel naar Manual of International Statistical Classification of Diseases, Injuries and Causes of Death (ICD).
De Poolse uitvinder Jan Szczepanik (1872-1926) vond de telectroscoop uit, waarbij hij met behulp van een trillende spiegel een beeld ontleedde.