WebiMed.net

Medische Informatie en Gezondheid

1999

De introductie van de informatica verliep bijzonder traag in de Griekse volksgezondheid, slechts vijftien van de 143 openbare ziekenhuizen en 173 plattelandscentra beschikten over computers. Deze computers waren aangekocht in het kader van de Good Manufacturing Practice, maar ze werden vooral als tekstverwerker gebruikt. Dat telegeneeskunde in de Griekse gezondheidszorg volledig ontbrak, was het gevolg van het feit dat deze computers niet waren uitgerust voor moderne telecommunicatietechnologieën.

Op 29 september 1999 stelde een firma de vraag aan de Nationale Raad van de Belgische Orde van Geneesheren of telegeneeskunde in België kon toegepast worden, welke de bestaansvoorwaarden ervan zouden zijn of welke elementen haar in tegendeel onmogelijk zouden maken. Zowel vanuit het standpunt van het beroepsgeheim als vanuit dat van de toegang tot het beroep, van de plichtenleer enz...

Onder 'telegeneeskunde' verstond deze firma het volgende:

"Via modem of internet zendt een arts medische patiënt-gegevens door aan een informaticacentrum, dat deze gegevens behandelt om ze voor te leggen aan een andere arts die een diagnose stelt. Het centrum treedt dus op als tussenpersoon tussen de twee artsen. Het klasseert ook de gegevens doorgegeven door de eerste arts. In een verder stadium zou de arts die de diagnose stelt vervangen worden, vanuit de overweging dat het volstaat bepaalde signalen te interpreteren."

Waarop de Nationale Raad het volgend advies gaf:

"De overdracht van persoonlijke gegevens die onder het medisch geheim vallen, maakt het voorwerp uit van verschillende aanbevelingen vanwege de Nationale Raad. Deze aanbevelingen strekken ertoe de vertrouwelijkheid van de gegevens te waarborgen en zijn van toepassing op de overdracht via modem en via internet. De overdracht van gegevens tussen artsen mag slechts bij wijze van dienstverlening gebeuren en de overgedragen gegevens moeten gecodeerd zijn. Een medische diagnose vereist altijd een ondervraging en een klinisch onderzoek door een arts, die hiervoor aansprakelijk gesteld kan worden. Zoals u gepast aanhaalt, bepaalt de wet dat de uitoefening van de geneeskunde voorbehouden is aan de artsen. Bovendien is het belangrijk te herinneren dat de interpretatie op afstand van dynamische beelden, nodig bij gevorderde medische technieken, nog zeer grote technische problemen doet rijzen die onder meer verband houden met het uitzonderlijk groot aantal signalen dat per tijdseenheid doorgegeven moet worden. We merken nog op dat elke overeenkomst tussen artsen onderling en tussen artsen en niet-artsen vastgelegd moet worden in een schriftelijk contract dat op voorhand ter goedkeuring werd voorgelegd aan de provinciale raad van de Orde waarbij de arts ingeschreven is. In tegenstelling met wat vooropgesteld werd door uw klant, is het nog niet mogelijk door het klasseren van de doorgezonden gegevens een automatische analyse uit te voeren om een juiste diagnose te stellen langs geautomatiseerde weg. Dit is ook waar voor 'eenvoudige' domeinen als de interpretatie van elektrocardiogrammen. Niettegenstaande deze bedenkingen blijft het opstellen van databanken met de resultaten van geneeskundige waarnemingen zeer belangrijk."

In 1999 verscheen de term 'eHealth' voor het eerst in de wetenschappelijke literatuur.

Samen met het Centre national d’études spatia­les (CNES) financierde de Europese Ruimtevaartorganisatie ESA vanaf 1999 het Tele Echography Robotized European Space Agency (TERESA), een prototype van een tele-echograaf. Deze lichte en compacte robot had een uitstekende ergonomie en werd in het Concordiastation op Antarctica gebruikt, waar men telegeneeskunde gebruikte voor de medische opvolging van de aanwezige personen.

Bij koninklijk besluit van 3 mei 1999 werd de Belgische Commissie 'Standaarden inzake Telematica ten behoeve van de sector van de Gezondheidszorg' opgericht.

Het Australian Commonwealth Government lanceerde het rapport Fragmentation to Integration: the Telemedicine Industry in Australia. Dat rapport pleitte voor de opname van telemedicine of telehealth in de dagelijkse gezondheidszorg. Maar de conclusie was op dat ogenblik niet zo positief:

"Op dit ogenblik is telemedicine in Australië een gefragmenteerde, onvolwassen industrie. Als het dient voor de ontwikkeling en beïnvloeding van het leveren van gezondheidszorg in Australië en om te voldoen aan zijn potentieel, zal het effectief in de reguliere gezondheidszorg geïntegreerd moeten worden. Om dit te bereiken zijn integratie en acties nodig van alle partijen, met inbegrip van de overheid, de bedrijven en de consumenten.”

Volgens schattingen over de groei van de telegeneeskunde-industrie in Australië, op basis van de voorafgaande DIST studie, waren de uitgaven als volgt: 24 miljoen Australische dollar in 1997, 36 miljoen Australische dollar in 1998 en 54 miljoen Australische dollar in 1999.

In 1999 hadden heel wat ontwikkelingslanden een acuut tekort aan artsen, vooral aan artsen-specialisten. In de Afrikaanse landen onder de Sahara vond men amper tien artsen per 100.000 mensen en in veertien landen was zelfs geen radioloog aanwezig. De specialisten en diensten die toch beschikbaar waren, concentreerden zich in de steden. Door de slechte wegen, door de schaarse en dure telefoonverbindingen en door een gebrek aan bibliotheekmogelijkheden waren de gezondheidswerkers op het platteland, die het grootste deel van de bevolking hielpen, geïsoleerd van specialistische ondersteuning en actuele informatie. De opmars van het internet in Afrika kon daarin verandering brengen. Drie jaar voordien beschikten amper twaalf Afrikaanse landen over internet, in 1999 was het beschikbaar in 53 van de 54 Afrikaanse landen, in de meeste gevallen enkel in de hoofdstad van het land. Vooral het gebruik van e-mail had heel wat voordelen in die arme landen. Het was goedkoop met eenvoudige hard- en software-eisen en de informatie moest niet in real-time worden doorgegeven. Dit alles werd aangetoond door SatelLife, een caritatieve organisatie uit Boston. Met behulp van een satelliet en telefoonlijnen werd e-mail aangeboden aan 140 landen en hiermee bediende men meer dan tienduizend werknemers in de gezondheidszorg. Hierdoor kon men patiëntgegevens, digitale foto’s en ECG’s doorzenden als e-mailbijlage. Deze 'store-and-forward'-telegeneeskunde liet geen real-time interactie toe, maar het maakte specialistische ondersteuning mogelijk in het beheer van moeilijke gevallen. Bovendien was het goedkoop. Moderne digitale camera’s waren klein, robuust, eenvoudig in gebruik en goedkoop ($ 300 tot $ 800). Ze konden 'hoge resolutie' foto's van 1900 × 1400 pixels of hoger maken, wat uitstekend geschikt was voor teledermatologie. Door de techniek te wijzigen, werden ze ook effectief voor telepathologie en tele-ultrasound. Hoewel ze niet de kwaliteit boden die men ervan verwachtte in moderne ziekenhuizen, waren deze technieken voor opgeleide zorgverleners een verbeterde toegang tot specialismen in afgelegen gebieden. Met de dalende kosten en toenemende mogelijkheden van computers en beeldvormingssystemen, kon men voor iets meer dan $ 1000 een 'store-and-forward'-systeem van telegeneeskunde opstarten.

In 1999 gebruikten naar schatting zestig miljoen volwassenen het web voor het opzoeken van gezondheidsgerelateerde informatie. Tijdens een onderzoek bij 3.269 internetgebruikers, meldden e-Health gebruikers dat het vinden van ziekte-specifieke informatie voor hen de nummer 1 toepassing was van de technologie. Geschat werd dat de consumentenbesteding voor online gezondheids-goederen en -diensten zou stijgen van 1 miljoen dollar in 1999 naar 800 miljoen dollar in 2004.

In 35 staten van de Verenigde Staten noteerde men 61 programma's, die mentale gezondheidszorg verleenden via telegeneeskunde.