De Federation of State Medical Boards van de Verenigde Staten ontwikkelde een modelwet, die het uitoefenen van de geneeskunde over de staatsgrenzen heen regelde en die reageerde op verschillende problemen binnen de telegeneeskunde. De wet eiste dat artsen die geneeskunde beoefenden over de staatsgrenzen heen, zij het via elektronische weg of via andere middelen, een speciale vergunning moesten krijgen, die door een nationale medische raad moest afgeleverd worden. De licentie werd beperkt tot het uitoefenen van telegeneeskunde in een andere staat en gaf de artsen geen toelating om in een andere staat fysiek geneeskunde te gaan uitoefenen, tenzij er een volledige en onbeperkte licentie verkregen werd. De licentie was enkel nodig indien de arts zich 'regelmatig' of 'vaak' met telegeneeskunde bezig hield. De medische raad van elke staat moest zelf definiëren wat 'regelmatig' of 'vaak' betekende.
De licentie was niet nodig
Artsen die zich over de staatsgrenzen heen met spoedgevallen bezighielden, waren hiervan vrijgesteld. Tenslotte was de arts onderworpen aan de wetten m.b.t. de medische praktijk van iedere uitvaardigende staat en aan de regelgevende instantie van de medische raad van die staat.
Tijdens de tweede zitting van het 104de Congres op 30 september 1996, steunde Senator Kent Conrad (1948-) van North Dakota de 'Comprehensive Telehealth Act of 1996 (S. 2171)’. Een poging om een terugbetaling te verkrijgen voor telezorg-diensten en andere doeleinden onder het Medicare-programma en voor het verbeteren van het leveren van gezondheidszorg op het platteland en in achtergestelde gemeenschappen van de Verenigde Staten door gebruik van telecommunicatie-en telezorg technologie. Op 3 maart 1997 diende Conrad zijn voorstel opnieuw in onder de naam 'The Comprehensive Telehealth Act of 1997 (S.385)'. Dit keer kreeg hij de steun van de Senatoren Bob Kerrey (1944-) uit Nebraska, Paul Harkin (1939-) uit Iowa, Paul Wellstone (1944-2002) uit Minnesota, Max Baucus (1941-) uit Montana, Ted Cochran (1937-2019) uit Mississippi en Daniel Inouye (1924-2012) uit Hawaï.
In 1996 installeerde het Amerikaanse ministerie van Defensie een netwerk in Bosnië, dat legerartsen verbond met hun collega's van de militaire medische centra van Washington, Texas, Californië, Columbia en Hawaï. Primetime III, het telegeneeskundige segment van dit project, gebruikte communicatiesatellieten waarmee militaire artsen met elkaar konden consulteren via real-time spraak en video. Met behulp van commercieel beschikbare technologie konden de artsen in de frontlinie RX-beelden, ultrasound beelden, CT-scans en zelfs volledige video-opnames verzenden naar verder gelegen veldziekenhuizen voor een diagnostische ondersteuning. Hetzelfde systeem werd ook gebruikt als toegang tot geautomatiseerde medische gegevens en voor het traceren van de evacuatie van patiënten. Op die manier kregen de artsen uit de frontlinie labo- en radiologische resultaten toegestuurd, evenals steun bij het voorschrijven, gedigitaliseerde medische logistieke ondersteuning, tele-tandheelkunde, klinische informatie online, e-mail, enz. Door Primetime III veranderde de communicatie-infrastructuur van ATM naar een geïntegreerde frame relay Integrated Services Digital Network (ISDN)-architectuur. De belangrijkste telegeneeskundige hub was gevestigd in het Duitse Landstuhl Regional Medical Center, dat geïntegreerd was in het internet en met de wereld verbonden via een commerciële ISDN gateway. Grote telegeneeskundige knooppunten werden geïnstalleerd in het ziekenhuis van het Hongaarse Taszar en in de MASH-eenheid van het Bosnische Tuzla. De CSH was met Landstuhl verbonden via dual T-1 aardse circuits, en de MASH via twee T-1 satelliet circuits. Binnen dit theater en via video konden de artsen telegeneeskunde-sessies starten en konden ze zich ook na de normale werkuren in Duitsland connecteren met medische centra in de Verenigde Staten.
Op een Exxon-raffinaderij die ver van het ziekenhuis gelegen was, hield men een demonstratie telegeneeskunde met een in scène gezette ramp. Deze high-fidelity simulatie gebruikte een aangepaste versie van de ACTS ultra-small aperture terminal (USAT) met een door het Johnson Space Center ontwikkeld draagbaar telemedicine instrumentation pack (TIP). Dit TIP bestond uit een compacte reeks geïntegreerde instrumenten: data-acquisitie apparatuur voor huid- en neus-keel-oor-beelden, voor elektrocardiografie, voor zuurstofverzadiging-niveaus in het bloed en voor hart/long auscultatie. De TIP ter grootte van een aktetas, werd eveneens in missies met de space shuttle gebruikt. Samen met USAT en ACTS was het TIP in staat om vanop eender welke locatie elementaire medische diensten te leveren. Het liet toe om on-site telemedische onderzoeken te doen door het vastleggen, het weergeven en het overdragen van patiëntgegevens en laboratorium-gegevens via audio en video. Het experimentele ACTS-model was de voorloper van een nieuwe generatie telegeneeskundige satellietsystemen. Dergelijke systemen zorgden voor nieuwe infrastructuren, die de manier waarop reacties op rampen bekeken en uitgevoerd moesten worden, aanzienlijk veranderden.
De National Library of Medicine gaf in oktober 1996 haar goedkeuring voor de volgende telegeneeskundige projecten in de Verenigde Staten:
In Californië: het aanbieden van gezondheidszorg aan slecht bediende bejaarden uit het stadscentrum en aan offshore eilandbewoners.
In West Virginia: het ondersteunen van consulten tussen landelijke huisartsen en specialisten.
In Massachusetts: de zorgverbetering van pasgeborenen met hoog risico en hun families .
In Maryland: de real-time transmissie van vitale gegevens van patiënten in ambulances naar het traumacentrum van een ziekenhuis.
In New York: het verbeteren van de ziektepreventie en het beheer van chronisch zieken in hun thuisomgeveing.
In Iowa: het meten van de doeltreffendheid van video-consultaties voor patiënten met bijzondere behoeften, zoals kinderen met een handicap of hartaandoeningen en personen met een psychische aandoening.
In Missouri: het analyseren van de voordelen van telegeneeskundige diensten op het platteland door gezondheidswerkers in drie kleine gemeenschappen met elkaar te koppelen.
In Indiana: het uitbreiden van een stevig gezondheidszorg-netwerk, dat een snelle toegang biedt tot de gegevens van patiëntendossiers.
In Illinois: chet bezorgen van omputersystemen aan teams uit de gezondheidszorg om hen te begeleiden in ambulante zorg.
In Indiana: het verhogen van de efficiëntie en het verbeteren van de kwaliteit van spoedeisende hulp en primaire zorg.
In het District of Columbia: het bezorgen van telegeneeskundige diensten aan nierdialysepatiënten en van informatiediensten aan zorgverstrekkers.
In Massachusetts: het opzetten van een netwerk voor preventie en gezondheidszorg.
In Alaska: het evalueren van de impact van telegeneeskundige technologieën en toepassingen op de gezondheidszorg van het platteland.
In Oregon: het gebruik van teledermatologie om het vermogen van huisartsen te verbeteren in de herkenning en behandeling van huidkanker en andere huidaandoeningen.
In Pennsylvania: het verbeteren van de kwaliteit en efficiëntie van de patiëntenzorg door aan artsen snellere toegang te bieden tot belangrijke klinische informatie in een enkele, eenvoudig te gebruiken werkplek-omgeving.
In het noordwesten: het aanbieden van vitale gegevens aan gezondheidszorg-professionals in landelijke en stedelijke instellingen.
In Californië: toegang bieden aan patiënten tot hun eigen medische gegevens met behoud van vertrouwelijkheid van die gegevens.
In Californië: het verzenden en beheren van de hersen- en borstbeelden en bijbehorende medische gegevens in vier medische centra.
In Missouri: het voorkomen van ongewenste geneesmiddel-interacties bij ouderen.
In Finland boden veertig gezondheidscentra Telegeneeskunde aan, maar ook elf gezondheidscolleges en drie technische onderzoeksinstituten konden eventueel dezelfde diensten aanbieden. De meeste zagen het levenslicht in 1995 of werden actief in 1996. De oudste was zelfs al sedert 1985 in gebruik. De nadruk lag op radiologie, maar ook pathologie, dermatologie, psychiatrie, klinische chemie, neurofysiologie, huisartsenpraktijk en verplegingswetenschappen waren vertegenwoordigd. In de Finse universiteitssteden Helsinki, Oulu, Tampere en Turku werden snelle verbindingen geplaatst voor data-overdracht (ATM). Met uitzondering van Oulu-Helsinki waren de academische ziekenhuizen er niet op aangesloten. Tussen de regionale en de universitaire ziekenhuizen van Turku, Kuopio, Oulu en Lappeenranta-Helsinki installeerde men toepassingen die snelle data-netwerken gebruikten. Voor video-conferentie in dermatologie, psychiatrie en pathologie gebruikte men ISDN-verbindingen. Sommige ziekenhuizen verzonden hun RX-beelden nog steeds via de gewone telefoonlijn. Berichten uit het buitenland gaven aan dat de initiële hoge investeringen in de nodige apparatuur een belemmering waren voor de ontwikkeling van het systeem. Het grootste voordeel van telegeneeskunde voor de patiënt was dat de reistijd en de kosten daalden. De zorgkwaliteit verbeterde indien de opinie van deskundigen onmiddellijk beschikbaar was. Dit betekende ook besparingen in de gezondheidszorg, vermits opvolgingsbezoeken om enkel deskundig advies te krijgen, niet meer nodig waren. Telegeneeskunde verhoogde de concurrentie tussen zorgverleners en had een groot potentieel in de opleiding van het personeel in de gezondheidszorg. Op dat ogenblik was weinig gekend over de effecten en doeltreffendheid van telegeneeskundige toepassingen en op dat vlak was een evaluatie van methoden en technologie dan ook dringend nodig. Aspecten over de vertrouwelijkheid van telegeneeskunde dienden eveneens geëvalueerd te worden.
Noorwegen had veertig telegeneeskundige centra, in Zweden was dat zelfs meer dan het dubbele.
De G7 groep van de Europese Gemeenschap startte het programma Global Emergency Telemedicine Service (GETS), de Europese component van een deelproject in het kader van het G7 Global Healthcare Applications Project. Het doel was om in elke land-, zee- of luchtlocatie een snelle, effectieve, wereldwijde, meertalige, multidisciplinaire 24-uur telegeneeskunde-surveillance en nooddienst op te zetten. Het programma beoordeelde de haalbaarheid van het initiatief en stelde oplossingen voor in verband met problemen op het gebied van communicatie, veiligheid en vertrouwelijkheid, medische aansprakelijkheid, kosteneffectiviteit en beheer. Het stelde ook een implementatieplan voor om de dienst geleidelijk in te voeren, waarbij telegeneeskundecentra over de hele wereld via satellietcommunicatie en andere sleuteltechnologieën met elkaar verbonden werden.
Noorwegen was het eerste land dat een volledige terugbetaling voorzag voor telegeneeskunde. Een specialist kreeg 400 Noorse Kronen (= 40 Euro) voor zijn onderzoek, een radioloog 150 Noorse Kronen (= 15 Euro).
In Zuid-Spanje startte het privé bedrijf Tele-Rx met diagnostische teleradiologie. Het maandelijks abonnement kostte 175.000 pesetas en die prijs hield toestellen, behandeling, onderhoud en training in. Per consultatie kwam daar 500 tot 1.000 pesetas bovenop voor een conventionele RX en 4.000 tot 25.000 pesetas voor een gespecialiseerde radiografische analyse via CT of MR. De diagnose werd verzonden via fax, van deze diensten maakten vier privé radiologische centra en vier publiekshospitalen gebruik.
In de Verenigde Staten noteerde men 25 programma's in de mentale gezondheid, die verantwoordelijk waren voor 8.640 consultaties per jaar, of 720 per maand. Een vertienvoudiging vergeleken met 1994. Verder waren er minstens vijf programma's die jaarlijks meer dan vijfhonderd telepsychiatrie-consultaties deden.