WebiMed.net

Medische Informatie en Gezondheid

1995

Op 29 januari 1995 verscheen het eerste nummer van Telemedicine Journal, dat uitgegegeven werd door Mary Ann Liebert, Inc., Publishers en waarvan de Amerikaanse arts Mark A. Goldberg (1961-) de eerste hoofdredacteur was. Later veranderde het tijdschrift zijn naam in Telemedicine and eHealth. Na zijn studies Geneeskunde werkte Goldberg van 1987 tot 1991 als radioloog in het Massachussetts General Hospital. Daarna stichtte hij WorldCare Inc., een firma die Telegeneeskundige consultaties deed en die hij tot 1997 leidde. Vervolgens werd hij COO van Paraxel International Corp., een bedrijf dat hulp biedt aan de farmaceutische industrie bij de ontwikkeling en lancering van nieuwe producten en zetelde hij in het bestuur van Velo Biotech Consulting LLC, Water Street Healthcare Partners, Intensity Therapeutics, Inc, THREAD research en Allucent.

Het Telemedicine Center dat het General Support Technology Programme (GSTP) beheerde in de Verenigde Staten, startte in januari besprekingen met het hulpverleningsprogramma Medicaid over een mogelijke uitbreiding van terugbetaling. In mei 1995 aanvaardde Medicaid het terugbetalen van een ‘arts tot arts’ consultatie via Telegeneeskunde voor alle sites van het GSTP.

De Amerikaanse Health Care Financing Administration (HCFA) financieerde een drie jaar durende studie van het Center for Health Policy Research van de University of Colorado in Denver. Die studie moest bewijzen dat Telegeneeskunde efficiënt was en economische voordelen bood. Hierbij waren de East Carolina University School of Medicine uit Greenville, het Iowa Health System uit Des Moines, het Midwest Rural Telemedicine Consortium uit Des Moines, de West Virginia University School of Medicine uit Morgantown en het General Support Technology Program (GSTP) betrokken. De HCFA is een federaal agentschap dat de hulpverleningsprogramma's Medicare, Medicaid en Child Health Insurance Programs beheert. Het agentschap staat in voor de gezondheidsverzekering van meer dan 74 miljoen Amerikanen. Via de Clinical Laboratory Improvement Amendments (CLIA) programma regelt het bovendien ook alle laboratoriumtesten, met uitzondering van die voor onderzoek.

In de Verenigde Staten liepen vijftig Telegeneeskunde-projecten, met de staat Georgia als koploper qua investeringen. De grootste struikelblok voor het verspreiden van telegeneeskunde was de zeer hoge kostprijs. Het installeren van één site kostte de ronde som van $ 70.000.

De store-and-forward technologie had als voordeel dat de specialist aan de andere zijde van de communicatie niet aanwezig moest zijn op het ogenblik van het doorzenden, hij kon zijn diagnose nadien stellen. Bovendien kon men het verzamelde materiaal naar andere sites doorzenden, om op die manier meerdere diagnoses te krijgen.

Volgens een rapport van de Amerikaanse Professor Medische Informatie en Dermatologie Douglas A Perednia (1964-) overleefde geen enkel telegeneeskundig programma dat voor 1986 gestart was, uitgezonderd het twintig jaar oude programma van de Memorial University Newfoundland in St John's. Douglas A Perednia (1964-) was President van het Telemedicine Research Center and Association of Telehealth Service Providers, en CEO van de Kietra Corporation. Hij stichtte de U.S. Healthcare Constitution.org, een non-profit organisatie die de rechten, verantwoordelijkheden en limieten van het grootste deel van het U.S. healthcare system instelde en verdedigde. Hij zetelde in het bestuur van Practical Healthcare Technologies, LLC, Asta Ltd. Permetia Envirotech, Inc. en stichtte het bedrijf DoCurious, Inc.

Perednia schreef ook de kaskrakers

  • 'Overhauling America's Healthcare Machine: Stop the Bleeding and Save Trillions';
  • 'The Billion-Dollar Cottage Industry of Healthcare Billing';
  • 'Is America Getting What It Pays For? The Costs of Healthcare in the U.S. Compared to the Rest of the World';
  • 'The Incredible Complexity of Healthcare Costs';
  • 'Why the Healthcare Machine Is Broken'
  • 'How Healthcare Can Be Saved'.

Perdenia beweerde dat men telegeneeskunde moest beschouwen als een waardevol instrument voor:

  • Het verlenen van speciale broodnodige zorg in gebieden met weinig dekking

  • Het efficiënter gebruik van bestaande medische middelen

  • Een manier om patiënten aan te trekken die ver van een ziekenhuis wonen

  • Een manier om internationale gezondheidszorg-dollars naar de Verenigde Staten te brengen.

In 1995 werd het Center for Telehealth & e-Health Law (CTeL) in de steigers gezet om de wettelijke en reglementaire belemmeringen over het gebruik van telezorg en de bijbehorende e-gezondheidszorg te overwinnen. CTeL werd opgericht onder het toezicht en de leiding van een aantal personen en organisaties, waaronder de stichter van de American College of Clinical Engineering Yadin David (1958-), de Amerikaanse advocaat Bob Waters, (1955-2010), de Mayo Foundation, de Cleveland Clinic, het Midwest Rural Telemedicine Consortium en het Texas Children's Hospital.

In de Verenigde Staten overschreden de federale en staatskredieten voor Telegeneeskunde en aanverwante technologieën de som van honderd miljoen dollar in het fiscale jaar 1994-1995. Minstens dertien federale agentschappen, waaronder het Amerikaanse ministerie van Handel, Health Care Financing Administration (HCFA), Office of Rural Health Policy en het Amerikaanse ministerie van Defensie startten telegeneeskundige onderzoeks- en demonstratieprogramma's. Veel landen gebruikten hun eigen middelen voor het bouwen van state-of-the-art telegeneeskunde-systemen, waarvan sommige met investeringen van meer dan $ 50 miljoen.

In mei 1995 diende senator Ron Wyden (1949-) uit Oregon een amendement in, waardoor het de Staten verboden werd om 'directe of indirecte' handel tussen de Staten te beperken tot een erkend aanbieder van een geavanceerde telecommunicatie-diensten uit een andere staat. Maar hij trok het meteen weer in. Deels leidde deze actie tot de oproep voor onderzoek naar telegeneeskundige onderwerpen. De resultaten van dat onderzoek werden gepubliceerd in het 'Telemedicine Report to Congress', dat op 31 januari 1997 werd vrijgegeven voor het publiek. In 1996 leidde de actie van Senator Wyden de introductie in van de Conrad's 'Comprehensive Telehealth Act'. In aanvulling op het aanpakken van de Medicare terugbetaling, zette die de minister van Volksgezondheid en Human Services ertoe aan om een jaarverslag te maken voor het Congres over de licentiebelemmeringen voor telezorg en om eventuele barrières te elimineren in de verlening van telezorg diensten via staatslijnen. Het Congres ondernam echter niet de minste actie op deze wetgeving.

De Children's Medical Services (CMS) van de staat Georgia sloten een overeenkomst met het departement Kindergeneeskunde van het Medical College van Georgia (MCG) en het MCG Telemedicine Center voor het ontwikkelen van telegeneeskundige programma’s, die 'sub-specialisatie zorg' konden bieden aan kinderen die speciale zorg nodig hadden. Er werd een demonstratieproject opgestart, waarbij men Telegeneeskunde gebruikte tussen een tertiair centrum en een landelijke kliniek met speciale zorgbehoevende kinderen. De gegevens werd verzameld en geanalyseerd van 12 december 1995 tot 31 mei 1997. In die periode werden 333 CMS consultaties uitgevoerd via telegeneeskunde. De meeste consultaties (35%) betroffen pediatrische allergie/immunologie-problemen. Andere subspecialismen waren longziekten (29%), neurologie (19%) en genetica (16%). Over het algemeen waren de patiënten tevreden over de ontvangen diensten. Aanvankelijk waren de artsen vrij positief, maar conservatief in hun houding ten opzichte van het gebruik van Telegeneeskunde voor het bieden van klinisch overleg. Na een jaar ervaring was 28% positiever, 66% dacht hetzelfde en slechts 4% was negatiever over Telegeneeskunde. Hoe meer de artsen Telegeneeskunde gebruikten, hoe positiever ze werden (r = 0,30).

In Zweden werd Telegeneeskunde massaal gebruikt. Eind oktober 1995 waren negentig telegeneeskundige applicaties actief, waarvan twintig in radiologische centra.

De Zweedse Professor Matt Utbult publiceerde een boek over telegeneeskundige applicaties, dat men aan de Universiteit van het Finse Turku als tekstboek gebruikte voor de cursus Telegeneeskunde.

Het eerste Deense telegeneeskundig project was in 1988 gestart, in 1995 waren er centra in Ålborg, Viborg en Århus.

Op het Wereldcongres voor Telegeneeskunde van eind november 1995 in het Franse Toulouse, werd aangekondigd dat Frankrijk en Italië een telegeneeskundig centrum hadden opgericht voor eerste hulp aan zeelieden. Drie satellieten (Inmarsat) in de ruimte maakten de link mogelijk met eender welk schip waar ook ter wereld, zelfs indien de oproeper de locatie van het schip niet kende. Het project werd gesponsord door de Europese Gemeenschap en was gebaseerd op de EU directieven 92/29. Volgens deze directieven moest ieder land een telegeneeskundig centrum aanduiden, dat eerste hulp kon verlenen aan zeelui. Indien nodig moesten deze centra eveneens in contact staan met elkaar en het advies van de expert moest gegeven worden in de taal van de zeelui.

Als onderdeel van het 'Telematica in Health Care'-programma van de Europese Commissie werd een overzicht gegeven van de verschillende Europese telematicatoepassingen:

  1. Het monitoren van zwangere vrouwen thuis (DFM)

  2. De computer ondersteunde gezondheidsbevordering van groeiende jongeren (E ZOOT)

  3. Ondersteuning voor het bekomen van gegevens over personen met een handicap (HANDYNET)

  4. Het technologie-initiatief voor gehandicapten en ouderen (TIDE)

  5. De toename van sociale steun (RACE)

  6. Het stimuleren van het openbaar debat tussen de stedelijke bevolking (ETM)

De bevindingen werden gerapporteerd in het boek Telematics for Health The Role of Telehealth and Telemedicine in Homes and Communities van de Amerikaanse Marjorie Gott (1944-), Professor aan het Health Science department at Florida Gulf Coast University.

De Europese Gemeenschap financierde Finse telegeneeskundige projecten, onder andere het gezamenlijk project van de gezondheidsdienst van de stad Turku met het Turku University Central Hospital (ISAR-T) en het Terve project in het North Karelia Hospital District.

De Europese Gemeenschap kende ook fondsen toe aan het Zweedse Ö Project, waarbij het provincie eiland Åland, de archipel van Stockholm en de eilanden Gotland en Bornholm betrokken waren.

In 1993 verschenen amper 22 artikels als men het woord 'telemedicine' intypte in de Medline database, in 1995 was dat gegroeid tot 134. Dit had alles te maken met de lancering van heel wat tijdschriften over het onderwerp: Journal of Telemedicine and Telecare, Telemedicine Journal, Telemedicine Today, Healthcare Telecom Report en E-medNews.

In Noorwegen werden zevenhonderd videoconferenties gehouden, waarvan tweehonderd patiëntconsultaties vanop afstand. In totaal noteerde men ook zevenduizend teleradiologische onderzoeken.

In Griekenland implementeerde het Medical Physics Laboratory het Telecardiologie Netwerk TALOS, als ondersteuning van de primaire gezondheidszorg in het Egeïsche gebied. In tien verschillende centra intalleerde men digitale ECG-toestellen en via het dial-up PSTN-netwerk werden de tracés binnen de dertig seconden verstuurd naar de Cardiology Clinics van het Onassis Cardiac Surgery Centre voor evaluatie en ondersteuning. Het Onassis Cardiac Surgery Centre ontwikkelde ook een medisch protocol, waardoor vanop afstand het toedienen van de trombolitische factor APSAC aan patiënten met een acuut myocard-infarct mogelijk werd. Men gebruikte het TALOS netwerk van Yhaeus ook voor de Cardiology Clinic van het Tzmeron General Hospital, dat het steuncentrum werd voor de Egeïsche eilanden. Later kwam daar een gelijkaardig netwerk bij voor het ondersteunen van de primaire gezondheidszorg in de Kavals Prefecture van Macedonië in Noord Griekenland.

In een boek van John T. Brown werden een tiental Amerikaanse sites vermeld, waar meer dan vijfhonderd patiënten telepsychiatrisch behandeld werden op zeven jaar tijd.

De Advanced Lab Inc. uit Washington startte met de evaluatie van realtime ultrasound-beelden.

In januari 1995 koppelde het Asahikawa Medical College Ophthalmologist Department zich via een 'INS net64 3'-lijn aan het Asahikawa Takasago Sunagawa Hospital:

  1. De transmissie van klank en bi-directionele bewegende beelden was een succes en heel helder dank zij de dertig frames per seconde.

  2. Het verzonden beeld was zeer klaar als het werd stilgezet, bewegende beelden waren wat wazig.

Noorse statistieken wezen uit dat er via het Universitair Ziekenhuis van Trömso videoconferentie-sessies gehouden werden, tweehonderd voor consultaties vanop afstand en 6.917 onderzoeken voor teleradiologie. Aangezien het noorden van Noorwegen in de winter niet of nauwelijks toegankelijk is, bood telegeneeskunde uitkomst in heel wat gevallen. Van juni 1995 tot 1996 vonden er 334 videoconferenties plaats, waaraan 2.715 personen deelnamen. In 39 van die sessies werden 478 patiënten gezien.

De Indische arts Partap Singh Chauhan (1964-) was de eerste die een online Ayurvedic-kliniek lanceerde, waarmee hij de World Summit Award won. Hij deelde die award met de Amerikaanse onderzoeker Steven Rudolph (1967-). In India was Partap Chauhan bekend door zijn TV show Eternal Health, die meer dan twintig miljoen kijkers lokte. Het Ayurvedic telemedicine center bood online telefonische en persoonlijke consultaties aan aan patiënten. Ayurveda is een hindoeïstische gezondheidsleer, die volgens de overlevering geopenbaard werd door de goddelijke kosmische geest Brahman. De Ayurveda heeft geen religieus geïnspireerde visie op alles wat met de totale lichaamsgezondheid en geest te maken heeft. Het is een veelomvattend systeem van medische voorschriften en praktische handelingen, die niet altijd ondersteund worden door de moderne medische wetenschap.

In de Verenigde Staten werd de Telegeneeskunde meer gebruikt dan in Noorwegen, waarbij de aandacht vooral ging naar:

  • een grotere toegankelijkheid aan de gezondheidszorg voor de populatie,
  • het verbeteren van de kwaliteit van de gezondheidszorg
  • het verminderen van de kosten van de gezondheidszorg.

Het gebruik van telegeneeskunde was het hoogst in gevangenissen en in landelijke gebieden.

In 1995 werd in Washington, DC een consortium opgericht tussen de Mayo Foundation, de Cleveland Clinic Foundation, het Texas Children's Hospital en het Mid-West Rural Telemedicine Consortium hetCenter for Telehealth & E-Health Law (CTeL). Het was een non-profit organisatie die zich toelegde op het overwinnen van de wet- en regelgevende belemmeringen over het gebruik van telezorg en aanverwante e-gezondheidszorg diensten. Het behandelde ook onderliggende problemen, zoals licenties en vergoedingen. Het schreef publieke beleidsmakers aan, publiceerde rapporten en leverde getuigenissen op ter ondersteuning van telezorg. Voor al deze onderdelen stelde CTeL dat de uitbreiding van telezorg in zowel landelijke als stedelijke omgevingen

  • de veiligheid van patiënten kon verbeteren,
  • medische fouten kon reduceren
  • de toegang van patiënten tot basis- en gespecialiseerde zorg kon verbeteren.

In 2004 werkte CTeL samen met het HRSA Bureau voor de Bevordering van Telehealth (OAT) en het Health Sciences Center van de Universiteit van Colorado om een analyse te maken over het gebruik van telezorg in opgeleide verpleegkundige faciliteiten. Het verslag werd gerapporteerd aan het Amerikaanse Congres en kreeg de naam 'Multi-State Telehealth Practice'. Het gaf een overzicht over de toenmalige stand van zaken van de licentiestatus van arts en verpleegkundige. Datzelfde jaar werd CTel erkend door het Amerikaanse Ministerie van Handel.

Onder auspiciën van het Zwitserse Ministerie van Volksgezondheid werd in 1995 de 'Health On the Net Foundation' (HON) opgericht, een non-profit organisatie die gevestigd is in Genève. De organisatie kwam tot stand na een vergadering van zestig van de meest vooraanstaande experts in telegeneeskunde, die de groeiende bezorgdheid van de ongelijke kwaliteit van online-gezondheidsinformatie bespraken. De unanieme conclusie van deze bijeenkomst was om een permanent orgaan op te richten dat tot doel had:

"het bevorderen van een effectief en betrouwbaar gebruik van de nieuwe technologieën voor telegeneeskunde in de gezondheidszorg over de hele wereld".

De HON Foundation werd een van de eerste organisaties die zowel de gebruikers als de medische professionals begeleidde naar betrouwbare gezondheidsinformatiebronnen in cyberspace.

In december 1995 stichtte de Britse arts Richard Wootton The Institute of Telemedicine and Telecare aan de Queen's University van Belfast. Het was de eerste Britse academische instelling die Telegeneeskunde en Telecare vooropstelde als doel. Dokter Wootton was ook de oprichter en uitgever van the Journal of Telemedicine and Telecare, dat door de Royal Society of Medicine gepubliceerd werd.