WebiMed.net

Medische Informatie en Gezondheid

1994

Het Amerikaanse leger experimenteerde in Haïti met het gebruik van telegeneeskunde. Niet alleen de eigen troepen waren patiënt, maar ook de lokale bevolking. De uitrusting bestond uit een video-teleconferentie-systeem en een transmissie-systeem van hoge resolutie voor digitale beelden. Diagnostische instrumenten zoals otoscopen, oftalmoscopen en dermatoscopen werden aan het teleconferentie-systeem gekoppeld om via satellietverbinding consultaties te houden met het Walter Reed Army Medical Center (WRAMC), het 5.500 bedden tellende militaire ziekenhuis in Washington DC.

De Verenigde Staten trokken 85 miljoen dollar subsidies uit voor het ontwikkelen van telegeneeskundige activiteiten. Ondanks die hoge uitgaven bereikte men aanvankelijk weinig patiënten. In praktisch ieder project werd amper 25% voor real-time teleconferentie gebruikt. Bovendien werd deze toepassing het meest gebruikt voor medische opleiding en administratie.

De Europese IST-Commissie schreef haar vierde raamprogramma uit voor een totaal bedrag van € 898 miljoen, met Telematische applicaties als doelstelling.

In 1994 werd de firma WellCare opgericht, die vanuit het Massachusetts General Hospital van Boston een gespecialiseerde 'second opinion' aanbood aan landen uit het Midden-Oosten. Voor het verzenden van gedigitaliseerde beelden of radiografieën, scans en histologiestalen gebruikte men eenvoudige telefoonlijnen.

In Saüdi-Arabië startten WorldCare en ATI met het commercialiseren van teleconsultaties, het Oklahoma Telemedicine Network leverde diagnostische diensten aan 38 landelijke hospitalen.

In Groot-Brittannië startte een samenwerking tussen het St Mary’s Hospital op het eiland Wight en het Londense Queen’s Charlotte Hospital, waarbij vanop afstand foetale scanning gebeurde via een ISDN30-verbinding van 2Mb.

Logical Observation Identifiers Names and Codes (LOINC) is een database en universele standaard voor de identificatie van medische laboratorium-observaties. Ze werd in 1994 ontwikkeld en opgevolgd door het Regenstrief Institute, een Amerikaanse, medische, non-profit onderzoeksorganisatie. LOINC was het antwoord voor een elektronische database van klinische zorgen en management en is gratis publiek beschikbaar. Ze werd goedgekeurd door de American Association Clinical Laboratory en het College of American Pathologists. Sinds haar oprichting werd de database niet alleen met medische en laboratorium-codenamen uitgebreid, maar ook met verpleegkundige diagnose, verpleegkundige interventies, resultatenclassificatie en het instellen van gegevens over patiëntzorg. LOINC kent universele codenamen en -kenmerken toe aan medische terminologie, die gerelateerd is aan elektronische medische dossiers. Het doel is om bij de elektronische uitwisseling en het verzamelen van klinische resultaten te helpen, zoals bij labotesten, klinische observaties, resultatenbeheer en onderzoek. Voor de  elektronisch transfer vanuit verschillende rapporteringssystemen naar de desbetreffende zorg-netwerken is HL7 de geprefereerde standaard. De bijgevoegde gezondheidsinformatie wordt door een veelvoud aan codewaarden geïdentificeerd, die variëren afhankelijk van de eenheid die deze resultaten produceert. Een universeel codesysteem biedt instellingen en departementen de mogelijkheid om voor vergelijking en raadpleging wereldwijd resultaten te verzenden en te ontvangen. Dit draagt bij tot een groter publiek gezondheidsinitiatief voor het verbeteren van klinische resultaten en zorgkwaliteit. In de Amerikaanse federale regeringssystemen is LOINC een van de gebruikte standaard-normen voor het elektronisch uitwisselen van klinische gezondheidsinformatie. In 1999 erkende de HL7 Standards Development Organization het als de bevoorrechte code-set voor het benoemen van labotesten in een transactie tussen gezondheidsinstellingen en publieke gezondheidsautoriteiten. De database heeft momenteel meer dan 58.000 observatie-termen, die universeel kunnen geopend en begrepen worden. Elke database-record bevat zes velden voor een unieke specificatie van elke geïdentificeerde enkele test, observatie of meting.

Professor Kevin O. Leslie (1950-) maakte een bidirectionele interactieve videoverbinding, waarmee hij via T-1 lijnen en met kamer-gebaseerde-systemen een pathologie-netwerk creëerde tussen het Rutland Regional Medical Center, het Central Vermont Hospital en Fletcher Allen. Op een microscoop gemonteerde videocamera's stuurden slides door, die vanop afstand door een anatoom patholoog geprotocoleerd werden. Deze telecom-systemen waren echter ingewikkeld in gebruik en onvoldoende betrouwbaar.

Eveneens in 1994 startte de geschiedenis van de draadloze Bluetooth-connectie. Ericsson zocht een goedkopere manier om via radioverbinding communicatie te krijgen tussen mobiele telefoons en andere apparaten. Het doel was om het veelvoud aan kabels te elimineren tussen mobiele telefoons en pc-cards, koptelefoons, desktopapparaten enz.. De techniek werd ontwikkeld door de Nederlander Jaap Haartsen (1963-), die bij Ericsson in dienst was. De naam Bluetooth verwijst naar de Vikingkoning Harald Blauwtand (Harald Blåtand) (910-986) die in Scandinavië het christendom introduceerde. Oorspronkelijk was het de werknaam van het project, maar bij gebrek aan beters is het ook de definitieve naam geworden. Voor Bluetooth was meteen een grote rol weggelegd in de toekomst van de Telegeneeskunde.

Via het SuperJanet netwerk startte het Engelse ISURRECT-project voor de opleiding chirurgie. Daarbij werden zes medische scholen gekoppeld in een netwerk, om live operaties te kunnen volgen in het operatiekwartier.

Het WWAMI Rural Telemedicine Network werd opgestart. Het was een demonstratieproject waarbij men smalband-technologie gebruikte om klinische telegeneeskundige diensten aan te bieden in rurale gebieden binnen de WWAMI regio in het Noord-Westen van de Verenigde Staten. In het aanbod zaten consultaties voor radiologie, cardiologie, dermatologie, spoedgevallen/trauma, mentale gezondheid, verloskunde en gynaecologie, orthopedie, pediatrie en neurochirurgie. Voor die consultaties werden op elk van de afgelegen gebieden en op de spoedgevallendienst van de University of Washington Medical Center, het Harborview Medical Center, het Children's Hospital Medical Center en de University of Washington, Roosevelt Clinic desk-top computers met gespecialiseerde beeldverwerkende software gebruikt. Buiten de desktop beschikten de deelnemende artsen ook over een digitale scanner van hoge kwaliteit voor het verzenden van stilstaande beelden.

Wat in de Verenigde Staten startte als een kleine inspanning vanuit vijf initiële sites voor een artsenopleiding op afstand, groeide uit tot een gesofistikeerd netwerk met 46 sites, die zich jaarlijks meer dan achtduizend keer connecteerden De 46 sites vertegenwoordigden tien Critical Access ziekenhuizen, vier gemeenschapsziekenhuizen, een regionaal verwijzingscentrum, een tribaal gezondheidscentrum, een gezondheidszorg-netwerk, een gezondheids-plan, een zomerkamp voor gehandicapte kinderen en een aantal medische klinieken. Het Upper Peninsula Telehealth Network (UPTN) bood kerndiensten aan in het beroepsonderwijs, een medium voor klinische consultaties, een medium voor administratieve vergaderingen, gemeenschapsonderwijs evenals video-conferentie diensten voor de gemeenschapsgroepen en bedrijven. Als onderdeel van UPTN werden teleradiologie en telepathologie opgestart. Marquette General Health System (MGHS) was de hub voor UPTN en bood ondersteunende functies aan de onafhankelijke sites, die o.a. bestond uit het beheer van de multipoint controle unit (brug), de communicatie en coördinatie tussen de leden van het netwerk, belangenbehartiging voor de vooruitgang op het beleid en de vergoeding van telezorg/telegeneeskunde, technische bijstand, educatieve programma's, het verlenen van beheer en de promotie van telezorg toepassingen. UPTN had het geluk om een aantal federale en nationale beurzen te krijgen voor de verdere ontwikkeling en uitbreiding van het telehealth netwerk om aan de groeiende behoeften van de gezondheidszorg te voldoen. Zonder deze financiële steun waren de kleinere zorginstellingen niet in staat om de opstartkosten te rechtvaardigen, die op dat moment nodig waren.

In de zomer van 1994 noteerde men negen Amerikaanse programma's, waarbij psychiatrische patiënten een consultatie kregen via Telegeneeskunde. Er was er ook eentje in Canada en eentje in Noorwegen. De vijf meest actieve programma's liepen in Norfolk, Nebraska Regional Medical Center met jaarlijks zo'n 420 consultaties, University South Carolina met 288 consultaties per jaar, Montana met 116 consultaties per jaar, Oregon met 48 consultaties per jaar en University of Kansas met 40 consultaties per jaar, waarmee het totale aantal consultaties in de Verenigde Staten geschat mag worden op 948.

Als onderdeel van het Europese project Framework for European Services in Telemedicine (FEST) werden de kliniek van Valle de Hebron in Barcelona en die van Manresa in het Spaanse Catalonië met elkaar verbonden via een 128 Kbs ISDN2 verbinding.

In oktober 1994 werd het departement oftalmologie van het Japanse Asahikawa Medical College verbonden met het Yoichi Hospital. De transmissie gebeurde via geluid en bidirectionele bewegende beelden. Het verzonden beeld was niet erg egaal, omdat men per seconde slechts vijftien frames kon verzenden.

Op 8 november 1994 werd in Frankrijk de eerste transatlantische demonstratie van telegeneeskunde gegeven. Vanuit het Parijse l’Hôpital Cochin werd een RX-opname doorgestuurd naar l’Hôpital Dieu in het Canadese Montréal.

Voor het onderzoek van telezorg en aanverwante zaken stichtte senator Kent Conrad (1948-) van North Dakota in 1994 het 'Ad Hoc Steering Committee on Telemedicine and Healthcare Informatics'. De commissie omvatte deskundigen uit de telezorg, die de federale overheid, het bedrijfsleven en de professionals in de gezondheidszorg vertegenwoordigden. Hun doel was om het federale beleid te evalueren en om te onderzoeken hoe telecommunicatie-technologie effectiever kon gebruikt worden voor het verhogen van de toegang tot de Amerikaanse gezondheidszorg. Vrij vlug werd duidelijk dat er door de federale overheid en de particuliere sector een enorme inspanning moest gedaan worden. Omdat heel wat landelijke en achtergestelde gemeenschappen niet in staat waren om een breed scala van professionele gezondheidsbezorgers en -diensten aan te trekken, werd telehealth als de manier naar voor geschoven om deze belangrijke diensten aan gemeenschappen aan te bieden.

Eveneens in 1994 gaf het American College of Radiology de aanbeveling dat artsen die teleradiologie-beelden interpreteerden, zowel aan de verzendende als aan de ontvangende zijde een licentie moesten halen voor het leveren van radiologische diensten. De College of American Pathologists suggereerde dat een arts een vergunning moest krijgen voor de staat waar de patiënt zich bevond, maar dat bracht de nodige problemen met zich mee. Denk maar aan een arts die fysiek praktijk had in zijn land of staat van herkomst, maar telegeneeskundige diensten aanbood aan patiënten in vijf andere staten. Indien een licentie nodig was in alle jurisdicties, had die arts een in-state en vijf out-of-state licenties nodig met zes betalende registratierechten. Registratierechten in de VS varieerden van $ 100 in Pensylvania tot meer dan $ 1.000 in Californië en Texas. Eens een vergunning werd uitgereikt in alle staten, rezen ook heel wat vragen over de hoofdelijke aansprakelijkheid.

  • Als directe telegeneeskundige patiëntenzorg in een slechte uitkomst resulteerde, was dit dan een wanpraktijk?
  • Zo ja, kon de patiënt dan klacht indienen in de staat waar hij zich bevond? Of in de staat van de arts? Of in beide?

Vanaf 1994 stemden twintig Amerikaanse staten wetten met betrekking tot de licentie van telegeneeskunde. Meer dan de helft van de staten herzag zijn definitie over de uitoefening van de geneeskunde. Kansas definieerde bijvoorbeeld

"Elke persoon die, ongeacht de locatie, een act uitvoert ... of een bevel uitschrijft voor diensten die de beoefening van de geneeskunde vormen”.

  • Alabama, Indiana, Massachussets, Oklahoma en Zuid-Dakota breidden hun definities uit over het includeren van diagnostische of behandelingsdiensten, die via elektronische middelen of communicaties gebeurden.

  • Oklahoma eiste een licentie als medische diensten in een "voortdurende regelmatige regeling" werden aangeboden en Indiana eiste een licentie voor geleverde diensten op "een gewone, routinematige en niet-episodische basis". Met andere woorden, Oklahoma en Indiana stelden artsen van buiten de staat vrij van een licentie, als zij op een onregelmatige of episodische basis telegeneeskundige diensten aanboden.

  • Alabama was de enige staat die "onregelmatig of niet frequent" definieerde. Onregelmatig betekende minder dan twaalf patiënten per kalenderjaar of minder dan 1% van de praktijk van een arts.

  • Arizona, Idaho, New Mexico, Texas en Utah herzagen hun definitie voor het opnemen van medische diensten, die door eender welk medium, middel, methode, apparaat of hulpmiddel geleverd werden.

  • Texas identificeerde specifiek dat X-stralen en pathologische stalen binnen deze definitie vielen.

  • Utah gaf aan dat de diensten geleverd moesten worden door een persoon buiten Utah aan een persoon binnen de staat.

  • Zes staten detailleerden wat telecommunicatie volgens hen inhield.

  • Arizona, Californië, Oklahoma en Texas includeerden het leveren, de diagnose, de consultatie, de behandeling of de overdracht van medische gegevens en de opleiding met behulp van interactieve audio-, video- en data-communicatie of andere elektronische media.

  • Hawaïi en Nevada includeerden het gebruik van apparatuur die medische informatie elektronisch, telefonisch of via glasvezel overbracht.

  • Vijf staten herzagen hun licentievereisten om de omstandigheden te bepalen waaronder een volledige licentie nodig was voor artsen buiten de staat.

  • Colorado en Texas eisten een volledige licentie indien een arts een kantoor of een plaats had voor het ontvangen, onderzoeken of behandelen van patiënten binnen de staat. Licenties waren vereist voor artsen buiten de staat indien zij een kantoor openden, telefoons ontvingen of een plaats bepaalden voor het ontvangen van patiënten in Hawaï en Idaho.

  • Californië eiste licenties voor artsen buiten de staat, als patiënten direct betrokken waren bij telegeneeskundige interactie.

  • Acht staten stemden specifieke telegeneeskundige wetten.

  • Alabama en Tennessee hadden een licentie met een speciaal doel gebaseerd op de licentie uit een andere staat.

  • De wet van Florida beperkte zich tot elektronische beelden. De licentie was vereist indien een arts elektronische communicatie, diagnostische beeldvorming of behandelingen voorschreef aan een patiënt in Florida.

  • Illinois en Nevada creëerden een uitzondering buiten de staat voor het verstrekken van dringende medische hulp aan patiënten binnen de staat, als onmiddellijke voorbereiding voor een transit via de lucht of via het land tussen de staten.

  • Arizona, Californië en Oklahoma aanvaardden bepalingen die de procedures voor de schriftelijke en mondelinge geïnformeerde inhoud detailleerden.

  • Twee staten hadden wetten die zich toespitsten op bevoegdheidskwesties. Alabama onderwierp artsen buiten de staat aan de jurisdictie van de besturen en commissies van Alabama. Ilinois eiste dat de disciplinaire acties in Ilinois zouden plaatsvinden.

  • 46 van de 50 staten van Amerika hadden uitzonderingen voor consultaties buiten de staat, enkel Ilinois, Louisiana, Maine en New Mexico hadden dit niet voorzien. Deze uitzonderingen liet artsen toe om onder gelimiteerde omstandigheden raadplegingen te doen bij patiënten buiten de staat. Hoewel de meeste van deze uitzonderingen niet specifiek telegeneeskunde of telecommunicatie omschreven, verstrengden een groot aantal staten zoals Colorado hun wetten als een beperking voor artsen buiten hun staat. Negentien staten deden dat samen met het bekendmaken van hun telegeneeskundige wetten.

  • Connecticut versmalde zijn licentie-uitzondering enkel op artsen die "tijdelijke steun verleenden aan of consulteerden met een arts die gelicentiëerd was in Connecticut."

  • Californië, Georgia, Hawaï en Oklahoma eisten dat een arts het ultieme gezag behield over de patiënt binnen de staat.