In 1975 startten de Fondazione Marconi en de Università di Bologna met het verzenden van ECG’s via de telefoonlijn.
In de Verenigde Staten liepen vijftien verschillende projecten over Telegeneeskunde.
In de Verenigde Staten werd Transtelephonic monitoring (TTM) gelanceerd om de levensduur van pacemakers te monitoren. Met dit systeem kon men via een telefoonlijn diagnostische gegevens verzenden naar een service-center, dat op zijn beurt de gegevens doorzond naar de arts.
Centro degli Studi e Laboratori di Telecommunicazioni (CSELT) uit Turijn startte een onderzoek over telecommunicatie op de spoedgevallendiensten.
In Kopenhagen zag de European Federation for Medical Informatics (EFMI) het levenslicht, ze kreeg steun van de Regional Office for Europe van de World Health Organisation (WHO).
Met de technische steun van de National Technical University van Athene ontwikkelde de Griekse cardioloog George Papakonstantinou een systeem dat toeliet om ECG's te versturen via Public switched telephone network (PSTN). Het systeem is nog steeds in gebruik en sedert 1987 implementeerde Hellenic Cross medische instructieservices voor de bemanning van haar handelsvloot.
In Noorwegen startte Professor Inge Harald Monrad Aas (1948-) een onderzoek met de focus op gezondheidszorg, telegeneeskunde, gezondheidsmanagement, gezondheidspolitiek, psychiatrie en methodologie.Het Telemedicine Centre van de Memorial University in Newfoundland, Canada ontwikkelde een interactief audio-netwerk voor opleidingsprogramma’s enerzijds en voor de transmissie van medische gegevens anderzijds, waarbij gebruik werd gemaakt van een satelliet.
Heel wat onderzoekers in de Verenigde Staten werkten samen om een groot netwerk uit te bouwen tussen verschillende universiteiten en onderzoekslabo’s, voor het uitwisselen van educatieve en medische gegevens.
In de Amerikaanse staat Arizona startte de Indian Health Service met telegeneeskundige consultaties in rurale gebieden.