Het Stevens-Johnson syndroom is een zeldzame maar ernstige allergische reactie van huid en slijmvliezen op een infectie of op medicatie.
Vaak zijn medicijnen de oorzaak, zoals medicijnen tegen jicht, niet steroïdale ontstekingsremmers, penicilline of anticonvulsiva (epilepsie medicatie).
Infecties die gekend zijn Stevens-Johnson te veroorzaken zijn: het herpesvirus, het griepvirus, HIV, difterie, tyfus en hepatitis.
Zelden is de oorzaak radiatie therapie of ultraviolet licht.
Het syndroom is eigenlijk een milde vorm van toxische epidermale necrolyse.
Gelukkig komt het zelden voor: jaarlijks zijn ongeveer 5 op 1 miljoen mensen aangetast.
De symptomen van Stevens-Johnson syndroom beginnen meestal met koorts, pijnlijke keel, hoest en brandende ogen. Enkele dagen later worden de symptomen erger:
Door het afstoten van de huid kunnen er secundaire bacteriële infecties optreden in de onderliggende huidlagen (cellulitis, niet te verwarren met cellulite of sinaasappelhuid) en kan ook sepsis optreden: infectie die doorbreekt in het bloed en van daaruit het hele lichaam bereikt.
Ook interne organen kunnen aangetast worden.
Bij herstel kunnen littekens en verkleuringen aanwezig blijven.
De diagnose wordt gesteld door het klinisch uitzicht van de aandoening.
De behandeling is ondersteunend en is vergelijkbaar met die van brandwonden:
Stevens-Johnson is een mogelijks levensbedreigende aandoening. Als minder dan 10% van de huid afsterft is er een kans van 1 op 20 op overlijden. Als er organen aangetast zijn is de prognose slechter.
De sterfte is lager dan bij de ergere vorm toxische epidermale necrolyse waarbij meer dan 30% van de huid afsterft.
Bij herstel kunnen blijvende littekens aanwezig blijven.