Aan het originele idee van Laennec werden heel wat wijzigingen aangebracht. In 1829 voegde de Schotse arts Nicholas P. Comins uit Edinburgh er een scharnier aan toe en koppelde hij de twee helften via buizen. Deze design leverde meer flexibiliteit om lichaamsdelen te onderzoeken die met de eerdere stijve modellen moeilijk bereikbaar waren. Comins stelde ook voor om het instrument binauraal te maken, maar hiervan bestaan enkel maar tekeningen.
Er waren heel wat hulpstukken van de stethoscoop beschikbaar, één ervan was een verlenging die men kon inschroeven. Een enorm voordeel voor schuchtere artsen, of voor artsen waarvan de patiënten een aparte geur verspreidden.
De stethoscoop van de Franse arts Pierre Adolph Piorry (1794-1874) was een zeldzaam en prachtig voorbeeld van medisch handwerk. De ivoren plessimeter die op het borsteinde geschroefd kon worden, met een ets van een duimlancet voor aderlatingen, papaverzaad om morfine te maken en de staf van Aesculaap die een slang rond een roede toont (het medisch aesculaapteken), en de Latijnse woorden 'Conjurat and Amice' (van uw vrouw uit liefde). Op de ivoren oorplaat, die op de stam geschroefd werd, stond de datum May/11/1829/Paris op de binnenoppervlakte gegraveerd.
In zijn 'Lumleyan Lectures' voor de Royal College of Physicians of London, verkondigde de gerenommeerde arts en leraar John Elliotson (1791-1868) in 1829:
"Voor onze kennis openen de stethoscoop en de directe auscultatie een nieuwe reeks symptomen"
en vroeg hij de artsen
"Voorzichtig en geduldig te onderzoeken, geen schrik te hebben als de auscultatie een tegenslag blijkt te zijn, maar hopen om de belofte te vinden van een nieuw volbrachte informatie; niet met tegenzin te leren, want we zijn niet langer in statu pupillari".
Elliotson was één van de eersten die tijdens zijn klinische lezingen de waarde van de stethoscoop benadrukte, maar die ook het gebruik ervan verdedigde om hart en longen te onderzoeken. Hij introduceerde de hypnotherapie en startte in 1824 zelfs met acupunctuur. In 1834 werd hij arts aan het University College Hospital. Maar zijn interesse voor hypnose leidde tot conflicten met het medisch comité, reden genoeg om hem in 1838 te ontslaan. In 1849 stichtte hij een mesmerisch hospitaal, gebaseerd op dierlijk magnetisme.
Het gebruik van de stethoscoop leidde tot een betere beschrijving van hartgeluiden en een verbeterd vermogen om verschillende soorten ruis en ritmestoornissen te kunnen onderscheiden. De stethoscoop verbeterde ook het begrijpen van de bloedbeweging bij elke cardiale cyclus tijdens normale en abnormale toestanden.
In 1831 werd de Franse arts Jean-Baptiste Bouillaud (1796-1881) aan het Parijse Hôpital de la Charité benoemd tot professor medische kliniek. Samen met zijn leerling Pierre Potain (1825-1901) voerde hij met de stethoscoop heel wat studies uit over hartgeluiden en beschreef hij het verschil tussen normale en abnormale hartritmes. Hij was de eerste die een mechanische uitleg gaf over de oorzaak van de door hartkloppingen veroorzaakte geluiden en daarmee beschreef hij dus bepaalde arritmieën.
De Amerikaanse arts Thomas Prestwood Lucas (1801-1871) volgde twee jaar lang de klinieken van Trousseau en Laennec in Parijs, Laennec schonk hem trouwens één van zijn stethoscopen. In Parijs leerde hij ook de Britse arts Charles J.B. Williams (1805-1889) kennen. De interesse van Thomas Lucas voor klinische vaardigheden en medische toestellen was duidelijk. In de 'Medico-Chirurgical Review' van 1834 besprak hij het werk over indirecte percussie van Pierre Adolphe Piorry (1794-1879). Poirry had een plessimeter aan zijn stethoscoop gekoppeld, maar volgens Lucas was de hand veel beter dan een plessimeter.