Monaurale stethoscopen worden vandaag nog steeds gebruikt om de hartslag van ongeboren baby’s te beluisteren. In de loop der jaren werden stethoscopen ontwikkeld uit verschillende materialen, zoals houtsoorten (dennenhout, ebbenhout, cederhout), metalen buizen, gutta-percha (een soort plastiek), ivoor, metaal, rubber.
Eén vroege gebruiker van de stethoscoop was de Britse gynaecoloog Joseph Mortimer Granville (1833-1900), die er eentje kocht van Laennec.
Rond 1820 werd in Engeland de derde versie van de Laennec stethoscoop ontwikkeld. Heel wat artsen gebruikten de methode van Laennec en patiënten eisten zelfs dat hun arts hen met een stethoscoop moest onderzoeken. Een arts zonder stethoscoop werd ervan verdacht dat hij zich niet aanpaste aan de moderne tijd.
Men beschouwt Sir James McGrigor (1771-1858) als de vader van het Royal Army Medical Corps, omdat hij dat hele departement grondig hervormde. Zo introduceerde deze Schotse arts in 1821 de stethoscoop, richtte hij veldhospitalen op voor soldaten die gewond waren aan het front en verbeterde hij de standaarden van netheid en hygiëne.
Ondanks de stijgende populariteit van de stethoscoop, waren er toch nog heel wat twijfelaars. Sommige artsen dachten dat ze dwaas overkwamen als zij een houten cilinder in het oor gebruikten. Anderen beweerden dat de stethoscoop ongemakkelijk om meenemen was en vroegen zich of hij werkelijk meer efficiëntie bood dan het directe beluisteren met het oor.
Sir John Forbes (1787-1861) was een uitmuntende arts en beroemd door zijn Engelse vertaling van Laennec’s 'De L'Auscultation Mediate'. Toen hij aan die vertaling begon, geloofde de Schot echter niet in percussie of auscultatie. In de eerste editie van zijn boek schreef hij dan ook:
"... ik betwijfel dat de stethoscoop, niettegenstaande zijn waarde, ooit algemeen gebruikt zal worden..."
Zijn opinie was gebaseerd op de moeilijkheden bij het aanleren van het gebruik ervan. Ook schreef hij:
"... de voordelige applicatie vraagt veel tijd en veroorzaakt heel wat problemen, zowel bij de patiënt als bij de arts..."
Het originele werk van Laennec bevatte verschillende casussen, die het belang documenteerden van auscultatie en percussie om tot een finale diagnose te komen. Toevallig 'vergat' Forbes deze gevallen in zijn eerste vertaling te vermelden. Enkel bij het beëindigen van zijn werk raakte hij gefascineerd door de idee dat auscultatie en percussie wel degelijk een beter inzicht gaven over borstziekten. Hij beloofde zijn werk te herzien als er een tweede editie gepubliceerd werd van Laennecs boek. Wat uiteraard gebeurde en Forbes includeerde in zijn nieuwe vertaling alle case studies van Auenbrugger, Corvisart en Laennec. Tussen 1821 en 1834 publiceerde hij die vertaling in vier edities en werd ook hij een groot voorstander van het stethoscoop-gebruik. Forbes vermeldde in zijn publicaties ook dat zijn collega's Sir James Clark (1788-1870) en William Henry Duncan (1805-1863) uit Edinburgh de enige tijdgenoten waren die auscultatie een eerlijke kans hadden gegeven.
In Engeland was Thomas Davies (1792-1839) één van de eerste stethoscoop-gebruikers. Hij studeerde samen met Laennec maar beiden haden nog een andere link. Ze waren namelijk Kelten en Laennec interesseerde zich fel voor de Bretoense taal, tijdens zijn gesprekken met Davies vergeleek hij die met het Welsh. In 1824 opende Davies een praktijk in Londen, waar hij lezingen gaf over long- en hartziekten, die hij nadien publiceerde in de 'London Medical Gazette'. Na zijn dood verhoogde zijn zoon Herbert Davies (1818–1885) de interesse in stethoscopie, door de akoestische kenmerken ervan te bestuderen en zijn kleinzoon Arthur Templar Davies (1858–1929) werd een bekend longarts.
Ook de Britse arts Thomas Hodgkin (1798-1866) was een vroege gebruiker van de stethoscoop. Tussen 1821 en 1822 studeerde hij samen met Laennec. Men beschouwt hem als één van de meest prominente pathologen uit zijn tijd en tevens als de pionier van de preventieve geneeskunde. Het meest bekend is hij omwille van zijn eerste verslag uit 1832 over de ziekte van Hodgkin, een vorm van lymfoom en bloedziekte, die 33 jaar later naar hem werd genoemd.
Een abstract uit de London Times van 19 december 1824:
"Een schitterend instrument, de stethoscoop genaamd, dat enkele maanden geleden werd uitgevonden, …. is nu volop in de mode in Parijs".
In 1827 volgde Auguste François Chomel (1788-1858) Laennec op als hoofd Klinische Geneeskunde in het Parijse l’Hôpital de La Charité. Uiteraard was deze leerling van Laennec een groot voorstander van auscultatie. Hij was een belangrijk lid van de beweging pathologische anatomie, die gebaseerd was op wetenschappelijk onderzoek van Bichat, Laennec en Bayle. In 1828 beschreef hij als eerste een type van acute polyneuritis, dat later bekend werd als het syndroom van Guilain-Baré-Strohl.
Omdat auscultatie meer en meer gebruikt werd, ontwikkelde men compactere en meer draagbare stethoscopen. Aan de versie van Laennec werden heel wat verbeteringen aangebracht, de meest opmerkelijke was die van Pierre Adolphe Piorry (1797-1879) uit 1828. De Franse arts voegde een 'plessimeter' toe aan de stethoscoop, een ivoren, metalen of glazen plaatje waarop de arts met een percussiehamer klopt om de toon helder en gelijkmatig te maken. Piorry bedacht ook de termen toxine, toxemie en septicemie. In 1816 behaalde hij zijn doktersdiploma met het eindwerk 'Du danger de la lecture des livres de médecine par les gens du monde!'. De uitvinding van de stethoscoop door Laennec en diens werk 'De l'Auscultation Médiate', inspireerden hem om een bijdrage te leveren aan de percussie. In 1826 resulteerden zijn opzoekingen in het op punt stellen van de plessimeter, die hij in 1828 beschreef in 'De la Percussion Mediate'. De originele Piorry-stethoscoop was uit hout vervaardigd en had een ivoren oor- en borststuk. Het toestel kon met of zonder verlengstuk gebruikt worden en het borststuk diende als plessimeter. De meeste na 1830 vervaardigde stethoscopen, waren gebaseerd op de Piorry-design. Het toestel was zelfs de inspiratiebron voor de "STETHOSCOOP SONG" van Sir Oliver Wendell Holmes (1809-1894).
Niet lang na zijn introductie werd de stethoscoop op verschillende plaatsen gefabriceerd en waren er meerdere modellen verkrijgbaar, die elk een beetje van elkaar verschilden. Wel hadden ze gemeenschappelijke kenmerken: min of meer cilindrisch, gemaakt van hardhout, met bepaalde problemen eigen aan de vorm. Sommige patiënten ervoeren het als oncomfortabel als deze harde voorwerpen op hun lichaam werden gedrukt, en nog vervelender was het rigide van het toestel waardoor zowel de arts als de patiënt zich in alle mogelijke bochten moesten wringen.
Auscultatie en percussie werden de hoekstenen van het fysieke borstonderzoek. In 1828 becommentarieerde John D. Goodman het tekstboek van de Duitse arts Karl Gustave Schmalz (1775-1849):
"Een deel van zijn inleiding geeft een uitstekend en duidelijk verslag over auscultatie en percussie als middel om ziekten van de borst te onderscheiden, en oren zijn ongetwijfeld zeer uitgesproken getuigen voor hun nut, behalve bij diegenen die te lui zijn om dit voordeel uit hun oren te halen."