Ebola is een dodelijk ziekte die wordt veroorzaakt door een virus van de groep van ebolavirussen van de familie filovirussen, primitieve RNA-virussen die nauw verwant zijn met het Marburgvirus.
Bij de mens zijn er 4 types van het ebolavirus die ziekte kunnen veroorzaken:
Er bestaat nog een vijfde type van het ebola virus (het Reston ebola virus), maar dat veroorzaakt enkel ziekte bij apen
De eerste ebolauitbraken deden zich voor in 1976 in Zuid-Soedan en Zaïre. De uitbraak in Zaïre trad op na besmetting van een schooldirecteur die er net een trip naar de ebolarivier had opzitten en vermoedelijk daar de besmetting opliep. De Belg Peter Piot was medeontdekker van het tot dan toe onbekende virus.
Het virus komt regelmatig in het nieuws omwille van nieuwe uitbraken. In december 2013 begon een massale uitbraak in Liberia, Sierra Leone en Guinee (West-Afrika) met op 4 maart 2015 in totaal 23.934 geregistreerde gevallen, waarvan er 9.792 gestorven waren. Deze uitbraak is atypisch door het enorme aantal besmettingen (intussen al 8 maal meer dan alle andere uitbraken samen) en door het feit dat dit de eerste uitbraak is die niet in Centraal-Afrika plaatsvindt.
Het aantal gevallen stijgt nog altijd exponentieel met elke 3 tot 4 weken een verdubbeling van het aantal geregistreerde gevallen.
De ziekte is door reizen ook in kleine mate verspreid naar aangrenzende landen en ook naar Spanje (1 bekend geval) en de Verenigde Staten (4 gevallen).
Het eerste geval van deze ebola uitbraak was vermoedelijk een 2 jaar oude jongen in Guinee. Hij stierf op 6 december 2013.
Alle geregistreerde besmettingen op 24 december 2014 per land:
Onder de geïnfecteerden zijn ook 521 gezondheidswerkers, waarvan er 272 hun werk met hun leven bekochten (cijfers 10/12/2014).
Er valt op te merken dat deze cijfers enkel de officieel geregistreerde gevallen betreft. De WHO schat dat het werkelijke aantal in de ernstig getroffen landen 2 tot zelfs 3 maal hoger ligt.
In het verleden hebben zich nog andere grote uitbraken voorgedaan:
start uitbraak | plaats | aantal gevallen | aantal doden | sterfte percentage | ebola type |
juni 1976 | Zuid-Soedan | 284 | 151 | 53% | SUDV |
augustus 1976 | Zaïre | 318 | 280 | 88% | EBOV |
1977 | Congo | 1 | 1 | 100% | EBOV |
1979 | Soedan | 34 | 22 | 65% | SUDV |
1994 | Gabon | 52 | 31 | 60% | EBOV |
1994 | Ivoorkust | 1 | 0 | 0% | TAFV |
1995 | Zaïre | 315 | 254 | 81% | EBOV |
januari 1996 | Gabon | 31 | 21 | 68% | EBOV |
juli 1996 | Gabon | 60 | 45 | 75% | EBOV |
1996 | Zuid-Afrika (via Gabon) | 2 | 1 | 50% | EBOV |
2000 | Oeganda | 425 | 224 | 53% | SUDV |
2001 | Gabon / Congo | 124 | 97 | 78% | EBOV |
januari 2003 | Congo | 143 | 128 | 90%, een triest record | EBOV |
november 2003 | Congo | 35 | 29 | 83% | EBOV |
2004 | Soedan | 17 | 7 | 41% | SUDV |
2005 | Congo | 12 | 10 | 83% | EBOV |
2007 | Congo | 264 | 187 | 71% | EBOV |
2007 | Oeganda | 149 | 37 | 25% | BDBV |
2008 | Congo | 32 | 14 | 44% | EBOV |
2011 | Oeganda | 1 | 1 | 100% | SUDV |
2012 | Oeganda | 24 | 17 | 71% | SUDV |
2012 | Oeganda | 7 | 4 | 57% | SUDV |
2012 | Congo | 57 | 29 | 51% | BDBV |
december 2013 | West-Afrika | 23.968 | 9.807 | 41% (01/03/2015) | EBOV |
2014 | Congo | 70 | 42 | 60% | EBOV |
Daarnaast zijn ook nog enkele gevallen bekend van besmettingen in een lab en van besmettingen bij apen in quarantaine.
Nog steeds is het niet duidelijk waar het ebolavirus precies vandaan komt. Het virus kan op mensen worden overgebracht door apen en vleermuizen en men vermoedt dat vleermuizen het natuurlijke reservoir van het ebolavirus zijn. Er zijn gevallen bekend van besmetting door consumptie van besmet apenvlees.
Naast besmetting door dieren kunnen mensen ook geïnfecteerd worden door lichaamssappen van besmette personen, zoals braaksel, uitwerpselen en bloed, maar ook via besmette objecten zoals naalden.
Het virus treedt het lichaam binnen via neus, mond, ogen en huidwonden. Ebolapatiënten zijn enkel besmettelijk voor anderen als ze ziektetekens vertonen.
Besmetting via het water of de lucht werd nog niet aangetoond, maar men durft overdracht via druppels die in de lucht worden verspreid door niezen of hoesten niet uit te sluiten.
Na besmetting treedt het virus de lichaamscellen binnen, vermenigvuldigt het zich daar massaal en leidt tot celdood. Vooral de endotheelcellen (cellen die de bloedvaten aflijnen), sommige cellen van het immuunsysteem en levercellen worden aangetast.
Het ebolavirus kan enkele uren overleven op objecten en enkele dagen in lichaamsvocht.
Een herstelde patiënt verspreid geen ebola meer, maar nog 3 maanden na het herstel kan het virus aangetoond worden in het sperma van een herstelde man. Seksuele onthouding is dan ook sterk aan te raden gedurende deze periode.
Ebola veroorzaakt een ziektebeeld dat gekend is als (virale) hemorragische koorts, een ziektebeeld dat ook veroorzaakt kan worden door een hele reeks andere ziekteverwekkers.
De eerste symptomen beginnen 2 en 21 dagen na besmetting (meestal tussen 8 en 10 dagen) en lijken sterk op griepsymptomen: koorts, moeheid, spier- en gewrichtspijnen, hoofdpijn en pijnlijke keel.
Na de eerste fase verergeren de symptomen snel. De patiënt begint te braken en krijgt diarree en buikpijn. Vervolgens wordt hij kortademig en treedt pijn in de borstkas op.
Er is een verminderde bloedstolling en sommige patiënten ontwikkelen inwendige en uitwendige bloedingen, vijf tot zeven dagen na de eerste symptomen. Dit kan zich uiten als bloederig braken, ophoesten van bloed en bloederige diarree. Puntbloedingen in de huid, spontane blauwe plekken en bloedingen in het oogwit kunnen dan ook ontstaan.
De ziekte verloopt vaak fataal.
Sterfte treed meestal op tussen 6 en 16 dagen na het begin van de symptomen.
In de andere gevallen begint het herstel één tot twee weken na het begin van de symptomen.
Ebola kan worden vermoed aan de hand van de symptomen die vertoond worden, maar kan niet onderscheiden worden van andere verwekkers van (virale) hemorragische koorts, zoals Marburgvirus, dengue en malaria.
De diagnose van ebola wordt bevestigd door het aantonen van de virusdeeltjes of het aantonen van antistoffen tegen het virus in het bloed.
Er bestaat geen geneesmiddel dat het virus kan doden. De behandeling van ebola is dan ook ondersteunend en bestaat voornamelijk uit het toedienen van vocht via een infuus.
Bloedtransfusie kan nodig blijken.
Koortswerende en pijnstillende medicijnen kunnen worden toegediend en indien nodig kunnen secundaire infecties behandeld worden met antibiotica.
In de massale West-Afrikaanse uitbraak van 2013-2015 werden enkele experimentele medicijnen gebruikt om enkele patiënten te behandelen. De patiëntengroep was echter te klein (<20 behandelde patiënten, waarvan er een aantal stierven) om conclusies te verbinden aan de werkzaamheid van de medicijnen.
Een bloedtransfusie van een ebolaoverlever kan mogelijks de overlevingskans van een ebola slachtoffer in sterke mate verhogen door de aanwezigheid van antistoffen in het bloed van de overlever.
Afhankelijk van de virusstam loopt de sterfte op tussen 25 tot 90%. De ebolauitbraak van 2013-2015 had een sterfte cijfer van 40%.
Bij de overlevenden kunnen blijvende letsels aanwezig blijven, zoals gehoorverlies, haarverlies, teelbalontsteking, blijvende spier- en gewrichtspijn, overgevoeligheid aan licht en blindheid.
Er is momenteel nog geen ebola vaccin beschikbaar, maar door de uitbraak van 2013-2015 zijn wordt er momenteel koortsachtig naar gezocht.
Preventie richt zich voornamelijk op het voorkomen van de verspreiding bij een uitbraak. Ebola patiënten moeten hiervoor in strikte quarantaine geplaatst worden en elk direct contact moet uitgesloten worden.