De diagnose stellen van astma is niet altijd even makkelijk omdat de patiënten tussen twee episodes in perfect normaal kunnen zijn.
Aan de hand van de typische symptomen, zoals piepende of fluitende ademhaling, nachtelijk hoesten, kortademigheid en borstbeklemming, kan men al een vermoeden van astma hebben.
De arts zal proberen om de diagnose te bevestigen met een functieonderzoek van de longen.
Met een spirometer kan men de functie van de longen meten. Dit onderzoek wordt praktisch altijd bij de arts gedaan. Na het geforceerd uitademen in de spirometer kan de arts vaststellen of de luchtwegen al dan niet vernauwd zijn.
Astma patiënten kunnen echter normale spirometrie waardes laten optekenen tussen twee episodes in. In dat geval kan men overgaan tot piekstroommetingen of provocatietesten.
Met een piekstroommeter kan men meten hoe hard de patiënt kan blazen. Voorafgaand of tijdens een astma aanval kan dit verminderd zijn. Piekstroommeters worden dan ook niet enkel gebruikt voor de diagnose van astma, maar ook voor het opvolgen van astma patiënten.
Bij een provocatietest gaat men een stof laten inademen waarvan men weet dat ze bij astma patiënten vaak een aanval uitlokt.
Men zal gradueel stijgende dosisen van het medicament toedienen en telkens een spirometrie test laten uitvoeren om te zien of de longfunctie van de patiënt achteruitgaat.
Deze testen kunnen gevaarlijke astma aanvallen uitlokken en worden dan ook enkel in het ziekenhuis uitgevoerd.