Het syndroom van Cushing of Cushing syndroom (genoemd naar de Amerikaanse arts Harvey Cushing die het syndroom voor het eerst beschreef) is een syndroom dat ontstaat door een te hoog gehalte cortisol in het bloed. Cortisol is een corticosteroïde (aangemaakt door de bijnierschors) en heeft een functie in de stofwisseling van de lichaamscellen (met invloed op de huishouding van eiwitten, suikers en vetten) en stress (lichamelijk of emotioneel).
Cushing ontstaat meestal door een te hoge dosis medicijnen die ingenomen worden voor andere ziektes of door een bijnier die teveel van het hormoon cortisol produceert. Dit is zeldzaam en meestal een gevolg van een tumor in de hypofyse die de bijnier aanzet tot een hogere cortisol produktie.
De bijnieren scheiden het hormoon cortisol af in het bloed. Het cortisal oefent zijn invloed uit op de cellen overal in het lichaam: het remt ontstekingsreacties door de witte bloedcellen en zorgt voor meer glucose in het bloed door afbraak van eiwitten. Hierdoor wordt weer meer insuline aangemaakt wat na verloop van tijd tot suikerziekte kan leiden. Ook de vetverdeling in het lichaam wordt beïnvloedt.
De symptomen ontstaan geleidelijk over een periode van maanden tot jaren.
Typisch zijn:
Aan de hand van de symptomen kan een diagnose vermoed worden. Vaak zijn uitegebreide onderzoeken nodig om de diagnose te bevestigen:
De behandeling hangt uiteraard af van de oorzaak. Indien mogelijk zullen de inname van medicijnen afgebouwd worden. Eventueel kan gedacht worden om op een ander medicijn over te schakelen.
De zeldzame tumoren zullen operatief verwijderd worden.