De Franse anatoom en fysioloog Xavier Bichat (1771-1802) en de Frans-Belgische fysioloog en pediater Pierre-Hubert Nysten (1771-1818) rapporteerden over experimenten, waarbij ze het hart van onthoofde mensen opnieuw lieten kloppen via elektriciteit. Tijdens de Franse revolutie hadden ze geen tekort aan experimenteel materiaal. Bichat beschreef ook het inflammatoire proces dat met endocarditis gepaard gaat.
Kort na de dood van de Italiaanse arts Luigi Galvani (1737-1798) bewees Alexander Volta (1745-1827), Hoogleraar natuurkunde aan de universiteit van Pavia, dat elektriciteit niet inherent is aan een kikker, maar altijd gebeurt bij contact tussen metalen.
Waar Galvani nog werkte met ‘statische elektriciteit’, vond Volta vrij vlug een sterkere krachtbron. Vanaf 1799 experimenteerde hij met zuren en metalen en wekte hij elektriciteit op met metaalparen. Elk van de nieuwe batterijcellen van Volta leverde amper 1 volt op, maar door meerdere batterijen seriëel te schakelen, slaagde hij erin om grotere stromen op te wekken. In het voorjaar van 1800 meldde hij aan de Royal Society van Londen dat hij een batterij ontwikkeld had, waarmee hij gelijkstroom kon opwekken met meetbare sterkte.
Het concept van grafische registratie van fysiologische processen begon bij Thomas Young (1773-1823), een Engelse arts die Egyptische hiërogliefen vertaalde en die heel wat onderzoek verrichtte naar de fysica van het licht. In het begin van de 19e eeuw bouwde hij een kymograaf, bestaande uit een gerookte trommel waarop een stylus impulsgolven schreef. Het concept zou een halve eeuw niet gebruikt worden, tot de Duitse arts Carl Ludwig (1816-1895) de kymograaf van Young aanpaste voor het registreren van de trillingen van de pols en de ademhaling.
De Britse chirurgen William (1718-1783) en John Hunter (1728-1793) voerden een aantal ligaties uit van perifere aneurysma's,
De Britse kunstenaar William Ward (1766-1826) schilderde een arts die de pols van een jonge vrouw nam, net alsof hij een grote verleider was.
Om onbekende redenen palpeerden de Hindoes de pols van de man aan de rechterzijde, die van de vrouwen links.
Als grote bewonderaar van de Italiaanse arts Luigi Galvani (1737-1798) maakte zijn neef Giovanni Aldini (1762-1834) de experimenten van zijn oom wereldwijd bekend. Dat deed deze Italiaanse natuurwetenschapper door publiekelijk dierlijke en menselijke lichaamsdelen te elektrificeren of door met elektrische stroom uit batterijen afgehakte lichaamsdelen te laten bewegen. Zijn wetenschappelijk werk had voornamelijk te maken met galvanisme en met de medische toepassingen ervan.
Voor het Londense 'Koninklijke College van Heelmeesters' toonde hij in januari 1803 zijn beroemdste experiment. Voor een grote groep medici en onder enorme publieke belangstelling raakte hij met een paar elektroden die aangesloten waren op sterke batterijen, verschillende lichaamsdelen aan van de opgehangen misdadiger Georg Forster. Het resultaat was verbluffend, de elektrische stroom veroorzaakte spiersamentrekkingen, waardoor de lichaamsdelen bewogen. Daardoor wekte hij de indruk dat hij het lijk weer tot leven had gebracht. Hoewel Aldini een echte showman was, behandelde hij met elektroshocks ook als eerste geesteszieke patiënten. Hij beschreef ook het verlichten van een 'cardiale syncope' met galvanische energie, waarvoor hij levende dieren en kadavers bestudeerde.
De dynamica, de transmissie en de reflectie van de pols werden door Thomas Young (1773-1829) verbeterd. De Britse wetenschapper noteerde dat arteriële elasticiteit gerelateerd is aan de voortplantingssnelheid van de arteriële pols.
Jean-Nicolas Corvisart (1755-1821) noteerde opvallende 'woekeringen' in het hart, die veroorzaakt waren door het syfilis-virus. De lijfarts van Napoleon Bonaparte (1769-1821) beschreef ook de theorie van de antivirale behandeling van endocarditis.
Corvisart werd in 1797 Professor in de Praktische Geneeskunde aan het Collège de France. Hij was enorm geïnteresseerd in hartziekten en publiceerde in 1806 het opmerkelijke boek 'Essai sur les maladies et les lésions organiques du cœur et des gros vaisseaux'. Hij classificeerde hartziekten volgens hun anatomische structuur (spier, kleppen, endocardium, enz.), gebruikte de term "organische laesie" en maakte een onderscheid tussen hypertrofie en dilatatie. Zijn roem en bekwaamheid waren zo groot dat hij de lijfarts werd van Napoleon Bonaparte.
Corvisart erkende de waarde van het werk van de Oostenrijkse arts Leopold Auenbrugger (1722-1809) over percussie en begon het te testen op zijn afdelingen. Maar hij gebruikte ook een andere techniek, de palmaire oppervlakten van de dicht bij elkaar liggende en uitgestrekte vingers. Na twintig jaar ervaring met percussie publiceerde hij in 1808 zijn bevindingen in 'Nouvelle methode pour reconnaitre les maladies internes de la poitrine par la percussion de cette cavité', samen met een onverkorte vertaling van Inventum Novum. Als motto van zijn vertaling koos Corvisart 'Resonvere Cavae Cavernae', een citaat uit het tweede boek van Vergilius' Aeneis, waar Laocoon zijn speer naar het houten paard gooide, met het gekende resultaat. Door het grote prestige van Corvisart werd percussie een belangrijk hulpmiddel in de fysische diagnose.
De Poolse arts Jakub Szymkiewicz (1775-1818) was de eerste die een 'cyanotisch hartdefect' rapporteerde, waarbij hij heel nauwkeurig de fysiologische toestand van een systemische cyanose beschreef. Hiermee verwees hij naar de verstoorde zuurstofsaturatie in het bloed, die ofwel veroorzaakt werd door anatomische omstandigheden, zoals een vernauwing van de pulmonale arteriën, ofwel door een longembolie. Maar ook door een vermindering van de zuurstofuitwisseling, die te wijten was aan tuberculose laesies in de longen.
Napoleon Bonaparte (1769-1821) nodigde de Italiaanse Professor Alexander Volta (1745-1827) uit voor een demonstratie van zijn batterijen. De ‘kleine generaal’ was zo onder de indruk van dit gebeuren dat hij de Italiaan een staatspensioen aanbood, hem de titel van ‘Comte’ verleende en hem tot senator van Italië benoemde. Vervolgens schonk Napoleon een batterij van zeshonderd elementen aan l'Ecole Polytechnique.
Geruchten willen dat de Britse chemicus Humphrey Davy (1778-1829) in Londen een batterij ontwikkeld had van drieduizend elementen.
In zijn encyclopedie uit 1806 publiceerde de Duitse Protestantse priester Gottlieb Tobias Wilhelm (1758-1811) een afbeelding van de zuil van Volta.
De Britse wetenschappers William Allen (1770-1854) en William Hasledine Pepys (1775-1856) beschreven een toestel waarin de proefpersoon moest ademen via een mondstuk. Via met de hand bediende kleppen ademde de proefpersoon vanuit een met water afgedichte gazometer in en ademde hij uit in met kwik afgedichte gazometers. Hiermee werd enkel de koolstofdioxideproductie en de ammoniumdensiteit gemeten. Het onderzoek was vooral succesvol door het ingenieuze apparaat dat Pepys had bedacht. Beiden publiceerden hun bevindingen in het werk 'On the changes produced in atmospheric air and oxygen gas by respiration'.
In zijn 'Croonian lecture' voor de 'Royal Society', getiteld 'On the Functions of the Heart and Arteries', toonde de Britse wetenschapper Thomas Young (1773-1829) nog duidelijker aan dan hij tot nog toe gedaan had dat:
De bloeddruk gradueel afneemt van het hart naar de periferie,
De snelheid van het bloed vermindert als het van de grote naar de smallere bloedvaten stroomt,
Er voornamelijk weerstand is in de kleinere vaten en dat de elasticiteit van de wand van de grote arteriën meespeelt in het overwinnen van de weerstand tijdens de intervallen tussen de systoles,
De contracterende binnenbekleding niet optreedt als voortdrijvende middel, maar meehelpt in het reguleren van de bloeddistributie.
Hij poneerde ook de correcte formule van de golfsnelheid in een arterie, maar de afkomst ervan vermeldde hij niet.
In 1809 ontdekte de Franse natuurkundige en politicus Dominique-François Arago (1786-1853) dat ijzer magnetisch wordt als men het met een stroom-producerende draad omwikkelt.
In zijn 'Observations on some of the most frequent and important diseases of the heart' toonde de Britse fysioloog Allan Burns (1791-1813) duidelijk aan dat een 'angina pectoris' door een 'myocardiale ischemie' veroorzaakt wordt. Ook vermeldde hij dat de woekeringen bij een endocarditis geen uitgroei van botten is, maar dat het deeltjes zijn die vastkleven aan de hartwand.