WebiMed.net

Medische Informatie en Gezondheid

1750-1774

1754

In 1754 ontdekte de Schotse natuur- en scheikundige Joseph Black (1728-1799) het koolstofdioxide. Black ontwierp ook de ijscaloriemeter, waarmee hij de smeltingswarmte, de verdampingswarmte en de soortelijke warmte bepaalde van heel wat stoffen.

1756

De Franse arts Théophile de Bordeu (1722-1776) was actief in de infirmerie van Versailles. In 1756 publiceerde hij het wetenschappelijk werk 'Recherches sur le pouls par rapport aux crises'. Daarin classeerde hij de pols als 'kritiek', 'niet kritiek' of 'onbeduidend kritiek', maar hij beschreef ook orgaan-specifieke polsen, zoals 'gastro-pols', 'renale pols' en 'uteriene pols'.

1758

De Britse arts Daniel Cox publiceerde 'Observations on the intermitting pulse, as prognosticating, in acute diseases, according to Dr. Solano, a critical diarrhoea - or, as indicating the use of purging remedies.', waarin hij de doctrine verdedigde van de Italiaanse arts Andrea Cesalpino (1519-1603) over de anatomie en de fysiologie van de bloedsomloop. Cesalpino's had een gedetailleerde beschrijving gegeven van de anatomie, maar zijn theorie dat de circulatie op gang werd gehouden door het herhaaldelijk verdampen en opnieuw condenseren van bloed was ver naast de waarheid. Wel was zijn stellingname juist dat het hart het centrum van de bloedsomloop was en niet de lever of de hersenen. Daarnaast beschreef hij de hartkleppen en hun functie. In zijn werk stelde Cox dat men bij een intermittente pols zonder diarree meteen moest starten met purgatie, zoniet had de patiënt een slechte prognose.

De Franse chemicus François Poulletier de La Salle (1719-1788) isoleerde cholesterol-kristallen. Maar het was pas in 1814 dat de Franse chemicus Eugène Chevreul (1786-1889) die kristallen cholesterol noemde. Cholesterol ontleent zijn naam aan het oude Griekse χολή / kholè, "gal", en στερεός / stereos, "vast", omdat het in vaste vorm werd ontdekt in galstenen.

1759

Tussen 1759 en 1766 publiceerde de Zwitserse arts Albrecht von Haller (1708-1777) zijn meest eminente werk 'Elementa Physiologiae'. In acht volumes gaf hij een duidelijke beschrijving van het cardiovasculair systeem. Zo besprak hij ondermeer de functie van de arteriën:

"Over het algemeen beschouwt men de contractiekracht van de arteriën als tweede oorzaak van de bloedbeweging."

Die theorie nam hij over van de Griekse arts Herophilus van Chalcedon (335-285 v.C.). Hij merkte ook op dat bloed even goed door gecalcifieerde arteriën vloeit. Dat verklaarde hij door de kracht van het hart, die toch de eerste en voornaamste oorzaak van beweging is. Haller herkende ook de laminaire flow, die in arteriën meer uitgesproken is dan in venen. Andere observaties deden hem besluiten dat de veneuze flow zowel  beïnvloed wordt door de temperatuur als door de zwaartekracht en spiercontracties. Hij herkende ook het effect van de ademhaling, waarbij hij noteerde dat een inspiratie de veneuze terugvloei naar het hart verhoogt. Als groot bewonderaar van het werk van de Britse arts Sir John Floyer (1649-1734) over polsmetingen, introduceerde Albrecht von Haller (1708-1777) het meten van de pols in Duitsland.

1760

De Italiaanse bioloog Lazzaro Spallanzani (1729-1799) wordt dikwijls de vader van de ultrasound genoemd, omdat hij ontdekte dat vleermuizen uitstekend navigeren, dankzij de door hen geproduceerde onhoorbare geluiden.

1761

De Italiaanse grondlegger van de pathologische anatomie Giovanni Battista Morgagni (1682-1771) gaf een klinische beschrijving van een circulaire stilstand en daarbij aangesloten het oorzakelijk verband tussen een trage pols en een syncope-aanval. Zijn publicatie 'De Sedibus et causis morborum' bevatte zevenhonderd case reports en werd door de Amerikaan Benjamin Alexander (1725-1807) in 1769 uit het Latijn naar het Engels vertaald. Morgagni beschreef ook aorta-aneurisma's met of zonder ruptuur, evenals verschillende congenitale hartziekten. Bij een geval van aorta-aneurisma beschreef hij uitvoerig hoe de laatste klant 'met een verwarde en verontruste gelaatsuitdrukking' het huis van een prostituee verliet. Kort daarna werd de dame dood teruggevonden 'in een houding die duidelijk aangaf welk beroep ze uitoefende'. 'Post-mortem'-onderzoek toonde aan dat haar pericardium vol bloed zat en dat er vanuit de aortawand een uitstroom was van bloed, samen met een opening net boven de klep die van het aortalumen naar het aneurisma leidde.

Frank Nicholls (1699-1778), Professor Anatomie aan de Universiteit van Oxford, beschreef een breuk in de linker-hartventrikel van de Engelse Koning George II (1683-1760), die niet veroorzaakt werd door een infarct, maar wel door een scheurtje in de aorta.

Belangrijk voor de verdere ontwikkeling van de cardiologie was de diagnostische perciussietechniek, die geïntroduceerd werd door de Oostenrijkse arts Leopold Auenbrugger (1722-1809). Volgens de legende was zijn ontdekking gebaseerd op het observeren van zijn vader die op wijnvaten tapte om de hoeveelheid wijn  vast te stellen in het vat. Auenbrugger publiceerde zijn New Invention by Means of Percussing the Human Thorax for Detecting Signs of Obscure Disease of the Interior of the Chest in 1761. Dit boek van 95 pagina's was gebaseerd op zijn zeven jaar ervaring met percussie in het Spaanse ziekenhuis. Het boek kreeg ongunstige en zelfs vijandige recensies. Het wkreeg weinig aandacht, tot de Oostenrijkse arts Maximilian Stoll (1742-1787) de leiding van de Oude Weense School in handen kreeg en de percussie in zijn clinics gebruikte. Een van Stolls leerlingen, de Tsjechische arts Josef Eyerel (1745/1821), schreef een paper over percussie dat toevallig werd opgemerkt door de Franse clinicus Jean-Nicolas Corvisart (1755-1821), die gestimuleerd werd om een exemplaar van Inventum Novum te bemachtigen. De techniek werd verder ontwikkeld door de Tsjechische arts Josef von Škoda (1805-1881) en in 1839 gepubliceerd in een verhandeling over percussie en auscultatie.

1767

Henri Fouquet (1756-1805) publiceerde zijn 'Medicina ex pulsu, sive systema doctrinae sphygmicae', één van de zeldzame werken dat uitsluitend gewijd was aan de pols. In 1800 verhuisde deze Franse legerarts van Montpellier naar Andalusië, om er polsvariaties te analyseren in functie van diverse aandoeningen en om deze aandoeningen grafisch in beeld te brengen.

1768

De Londense anatoom William Hewson (1739-1774) beschreef de lymfevaten bij vogels en reptielen. Met zijn onderzoek naar de bloedstolling leverde hij belangrijke bijdragen aan de hematologie. Daarbij noteerde hij dat temperatuursveranderingen geen coagulatie veroorzaken in het bloed, waarmee hij de theorie van de Griekse wijsgeer Plato (424-348 v.C.) onderuit haalde. Hij ontdekte het fibrinogeen en beschreef de rode bloedcellen.

Nicolas-François Rougnon (1727-1799), tijdens de Franse Revolutie Professor Geneeskunde aan de Universiteit van Besançon, stuurde op 18 maart 1768 een 55 pagina's tellende brief naar zijn studente Anne Charles Lorry (1726-1783). Daarin beschreef hij na een autopsie op de Franse cavalier Capitaine Charles heel nauwkeurig de symptomen van 'angina pectoris'. Hij constateerde een verbening van het kraakbeen van de ribben en vermoedde dat dit de oorzaak was van de ziekte.

Op 21 juli van datzelfde jaar presenteerde William Heberden (1710-1801) zijn spreekbeurt 'Some accounts of a disorder of the breast' aan de 'College of Physicians'. Het was een klassieke beschrijving van 'angina pectoris' en coronaire arteriële ziekten, die pas in 1772 gepubliceerd werd. De Britse arts uit Cambridge verwierf faam door zijn vernietigende commentaar over het meten van de pols:

"De momentverschillen tussen de verschillende soorten pols bestaan voornamelijk in de verbeelding van zijn scheppers."

'Angina pectoris' wordt soms ook de 'ziekte van Heberden-Rougnon' genoemd.