WebiMed.net

Medische Informatie en Gezondheid

1725-1749

1728

De Italiaanse arts Giovanni Lancisi (1654-1720) had de jaren voordien een uitgebreide tekst gepublceerd over de pathologie van aneurysma's, compleet met casestudy's.

1729

De Britse wetenschapper Stephen Gray (1666-1736) maakte een onderscheid tussen 'conductors' van elektriciteit (= geleiders) en 'insulators' van elektriciteit (= isolators). Hij toonde de overdracht aan van een statische elektrische lading doorheen een 150 meter lange, natte hennepvezel naar een kurken bal. Later ondervond hij dat men die overdracht over een grotere afstand bereiken kan, als men koperdraad gebruikt.

1733

Eens het principe van de circulaire bloedbeweging in een gesloten systeem duidelijk werd, kregen onderzoekers interesse om de omvang ervan te bestuderen. Men koppelde de pols aan de hartslag en het totale bloedvolume werd bepaald door observatie. Het meten van de bloeddruk was echter ingewikkelder. De eerst genoteerde meting gebeurde niet door een arts, maar door de Britse priester Stephen Hales (1677-1761), die geïnteresseerd was in wetenschap en fysiologie. In 1733 stak hij een lange, holle, koperen buis in de nekarterie van een paard. Tot zijn grote verbazing steeg het bloed in de buis tot negen voet. Deze ruwe bloeddrukmeting werd later makkelijker door het gebruik van een kwikkolom. Zelfs de moderne bloeddrukmeters of sphygmomanometers noteren de bloeddruk nog altijd in 'millimeter kwikdruk'. Dit refereert naar de hoogte van de kwikkolom, die door de druk in evenwicht wordt gehouden. 'Millimeter kwikdruk' wordt afgekort tot mmHg, gezien 'Hg' het chemisch symbool is voor kwik. Vermits kwik 13.6 keer zwaarder is dan bloed, was de bloeddruk van het paard in de moderne terminologie dus rond de 202 mmHg. Op dat ogenblik gebeurde de meting nog invasief en was ze niet geschikt voor klinisch gebruik. Gelet op het risico van besmetting en bloedverlies was deze chirurgische procedure dus gevaarlijk voor een patiënt. Zelfs tot op vandaag worden invasieve catheterisatie-procedures zelden gebruikt om enkel de bloeddruk te bepalen. Niet-invasieve methoden zijn dan ook beter voor de veiligheid, het comfort en het welbehagen van de patiënt. Nadien bepaalde Hales de capaciteit van de linker ventrikel door wassen afgietsels te gebruiken. Na heel wat experimentele metingen op paarden, ossen, schapen, damherten en honden berekende hij dat de kracht van de menselijke linker ventrikel ongeveer gelijk is aan die van een kolom bloed van 22 meter hoog met een gewicht van 190 kg.

1734

De Duitse fysicus en astronoom Georg Matthias Bose (1710-1761) startte in 1734 met elektrische experimenten, waarvoor hij drie jaar later de door de Schotse wetenschapper Francis Hauksbee (1660-1713) ontworpen draaiende, glazen globe gebruikte. In 1743 sloeg hij elektriciteit op via een tinnen telescoopbuis, waarmee hij de 'prime conductor' van de meeste elektrostatische generators uitvond. De belangrijkste verbetering van Bose was dat hij een 'verzamelgeleider' toevoegde aan de machine van Hauksbee. Het was een lang metalen lichaam dat geplaatst werd in de nabijheid van de draaiende bol en geïsoleerd was van de aarde. Telkens een persoon de door de elektriseermachine opgeladen geleider aanraakte, sprong een vonk over. Met die elektrostatische machines voerde Bose publieke experimenten uit, waarvan er eentje bedoeld was als grap. Staande op het elektrisch geïsoleerd platform en haar lichaam verbonden met een verborgen geladen elektrostatische generator, gaf een charmante jonge dame een welkomstkus aan iemand uit het publiek. Die kus ging dan gepaard met een elektrische vonk. Soms was de schok bijzonder hevig.

Datzelfde jaar voegde de Duitse filosoof, filoloog en natuurwetenschapper Johann Heinrich Winkler (1703-1770), die ook rektor was van de Universiteit van Leipzig, een wrijvingskussen toe aan de draaiende globe. Dit vervolledigde de uitvinding van de 'frictionele elektrostatische generator'. Latere ontwikkelingen verbeterden de vorm en de configuratie van het toestel, maar hadden geen toegevoegde waarde.

1740

De Duitse anatoom en fysioloog Johann Friedrich Crell (1707-1747) beschreef een arterie die zo hard was als been. Als men erop kneep kwam er een wormvormige substantie uit, die men ook in een atheroma kon vinden.

1741

De bijnaam van Francisco Solano de Luque (1684-1738) was 'El Pulsista'. De lijfarts van de Spaanse koninklijke familie ontdekte drie soorten pols. De dubbele polsslag voorspelde volgens hem neusbloeden, de intermittente veroorzaakte diarree en de incidentiële of periodiek onregelmatige ging vooraf aan overmatig zweten. Hij beklemtoonde het belang van de observatie van niet-gespecialiseerde behandelingen en bloedingen, evenals de negatieve effecten ervan.

De Ierse arts James Nihell (1705-1759), die praktijk had in het Spaanse Cadiz, verbleef twee maanden bij Solano de Luque en was zo onder de indruk van diens werk dat hij het naar het Engels vertaalde onder de titel 'New and extraordinary observations concerning the prediction of various crises by the pulse'.

In zijn 'De Pulsibus et Urinis fasciculus indicatoriu', publiceerde de Nederlandse arts Coenraad Zumbag de Koesvelt (1697-1780) een lange lijst van ziekten, met voor elk van hen een beschrijving van de pols en een opsomming van zijn urinaire bevindingen.

1745

De Nederlandse fysicus Pieter van Musschenbroek (1692-1761) ontdekte dat een deels gevulde kruik met een met een kurk beveiligde nagel in de hals een elektrische lading kon opslaan. Deze kruik wordt de 'Leydsche fles' genoemd naar de plaats van ontdekking.

Op 11 oktober 1745 en onafhankelijk van van Musschenbroeck ontwikkelde de Duitse fysicus Ewald Georg von Kliest (1700-1748) hetzelfde toestel in Pommeren.

1746

Tijdens een demonstratie voor de Franse Koning Louis XV (1710-1774) gebruikte Jean-Antoine Nollet (1700-1777) de 'Leydsche fles' om een elektrische stroom te jagen door 180 'Royal Guards'. Twee jaar later vond deze Franse fysicus en privé leraar van de Franse koninklijke familie de elektroscoop uit, het eerste toestel dat de aanwezigheid van een elektrische lading aantoonde als gevolg van elektrostatische aantrekking en afstoting.

1747

Claude-Nicolas Le Cat (1700-1768), een beroemd chirurg uit het ziekenhuis l’Hotel Dieu van Rouen, vond openingen in het interatriaal septum bij zeven van twintig vrouwelijke lijken. Eigenaardig genoeg vond hij niet één letsel bij mannelijke lijken.

1749

De Fransman Jean-Baptiste de Sénac (1693-1770) studeerde geneeskunde aan de Universiteiten van Leiden en Londen. Hij startte een praktijk in Parijs en van 1752 tot aan zijn dood was hij de lijfarts van de Franse koning Louis XV (1710-1774). In een periode dat de cardiale geneeskunde nog in zijn kinderschoenen stond, deed Sénac belangrijk onderzoek naar het hart. In 1749 publiceerde hij zijn invloedrijk boek 'Traité de la structure du coeur, de son action, et de ses maladies', waarin hij de fysiologie, de anatomie en de pathologie van het hart systematisch beschreef. De meeste ontdekkingen deed hij tijdens autopsieën. Zo beschreef hij als eerste het verband tussen 'atriale fibrillatie' en 'mitraalklep-ziekte' en was hij ook de eerste eie een verstaanbare beschrijving gaf van 'cardiale hypertrofie'. Hij onderzocht het nut van quinine en rabarber voor de behandeling van cardiale onregelmatigheden. Hij noteerde een toenemende incidentie van hartziekten bij het ouder worden en bestudeerde de eigenaardige hoeveelheid epi-cardiaal vet in verschillende leeftijdsgroepen. Astma, orthopnoea, haemoptysis, oedeem maar vooral palpitaties beschouwde hij als de belangrijkste kenmerken van hartziekten