De Britse chirurg William Cowper (1666-1709), beroemd om zijn vroege beschrijving van wat nu bekend staat als de klier van Cowper, gaf de eerste beschrijving van mitralisklep-regurgitatie. Bij deze aandoening sluiten de flappen van de mitralisklep niet goed, waardoor er een achterwaartse bloedstroom naar het hart ontstaat. Cowper vond tijdens een autopsie ook een vergroot hart, dat hij beschreef als 'groter dan een os', vandaar de naam cor bovinum
De Franse Professor anatomie Raymond de Vieussens (1635-1715) beschreef als eerste de structuren van de hartkamers, van de linker ventrikel, van heel wat bloedvaten van het hart, van de aortaklep en de mitrale stenose, evenals verschillende types van hart- en circulatiestoornissen. Hij gaf ook een eerste beschrijving van de kleine openingen in de venen van het rechter atrium, die nu bekend staan als de 'foramina van Vieussens' of de 'foraminia venarum minimarum'. Hij injecteerde de coronaire arteriën met een saffraankleur en kwik en zag hoe deze vloeistof in de ventrikel-ruimten doordrong via kleine openingen in het endocardium. De Vieussens vernoemde ook abnormaliteiten van de mitrale aortaklep. Zijn 'Novum vasorum corporis humani systema' uit 1705 was een belangrijke bijdrage over anatomie en hartziekten.
Enkele andere publicaties:
Op 18-jarige leeftijd studeerde de Italiaan Giovanni Maria Lancisi (1654-1720) af aan de Universiteit van Rome en achtereenvolgens werd hij lijfarts van de pausen Innocentius XI, (1611-1689), Innocentius XII (1615-1700) en Clementius XI (1649-1721). Op verzoek van Clementius XI schreef hij het proefschrift 'De subitaneis mortibus' waarin hij het toenemend aantal plotse doden in Rome verklaarde. Hij wijdde die plotse dood aan cerebrale haemoragie, cardiale hypertrofie en dilatatie en aan het vegeteren van de hartkleppen. In zijn ander beroemd werk 'De motu cordis et aneurysmatibus' uit 1728 besprak hij de verschillende oorzaken van hartvergroting en beschreef hij als eerste aneurisma's als gevolg van syfilis. Daarmee leverde hij een opvallende bijdrage aan de kennis van cardiale pathologie. Lancini beschreef ook ongewone structuren aan de ingang van de aorta
Voor het meten van de pols vond Sir John Floyer (1649-1734) de 'one minute pulse watch' uit. De Brit was een van de eerste artsen die in zijn dagelijkse praktijk de pols observeerde en die de metingen en observaties ook noteerde. Daarmee wilde hij een relatie leggen tussen de pols en andere parameters, zoals ademhalingsritme, temperatuur, barometerstand, leeftijd, geslacht, seizoen en zelfs de klimaatgordel waarin de metingen gebeurden. Aanvankelijk gebruikte hij voor zijn tijdsopname de minutenwijzer van een pendule-klok. Daarna vroeg hij horlogemaker Samuel Watson (1687-1710), een beschermeling van Sir Isaac Newton (1642-1727), om een horloge aan te passen. De 'Pulse Watch' had niet alleen een tweede wijzer, maar kon ook gestopt worden met een speciale hendel. Dank zij dat nieuwe toestel berekende hij heel precies de ratio tussen bloed en lichaamsgewicht. De 'Pulse Watch' was de eerste chronometer, die exact zestig seconden liep en die speciaal vervaardigd was voor het tellen van het aantal pulsen per minuut. De 'Pulse Watch' was zowel op de Grieks/Romeinse arts Galen (129-200) geïnspireerd als op de Italiaanse arts Sanctorius (1561-1636).
Voor zijn thesis 'De circulo sanguinis in corde' herhaalde de Duitse anatoom Adam Christian Thebesius (1686-1732) het experiment van zijn Franse collega Raymond de Vieussens (1635-1715). In dat eindwerk beschreef hij de kleine cardiale, veneuze 'zijriviertjes', die direct in de cardiale kamers uitmonden. Deze venen zijn gekend als de 'Thebesiaanse venen' of 'venae cordis minimae' en het afvoersysteem wordt het 'Thebesiaanse systeem' genoemd. Twee andere eponiemen zijn de 'Thebesische foramina', ook gekend als 'doramina venarum minimarum' of 'Vieusssens foramina', vernoemd naar hun oorspronkelijk ontdekker en de 'Klep van Thebesius' of de 'klep van de coronaire sinus'.
De bloedcirculatie werd ook door de Schotse arts James Keill (1673-1719) onderzocht. In zijn 'Account of Animal Secretion, the Quantity of Blood in the Human Body, and Muscular Motion' schatte hij de bloedsnelheid in de aorta op 15.85 m/min. Daarna toonde hij aan dat die snelheid in de vaten kleiner wordt in de richting van de smallere vaten en kwam hij tot de verbazingwekkende conclusie dat het bloed zich in de smalste vaten verplaatst aan een snelheid van 100mm per 278 dagen. Een mooi voorbeeld van de enorme mathematische fouten van de fysiologen uit die tijd.
Terwijl sommigen zich bezig hielden met de studie over de anatomie en fysiologie van het hart, analyseerden anderen de perifere pols, die de mechanische expressie is van cardiale activiteit. In zijn dagelijkse huisartsenpraktijk gebruikte de Duitse arts Michael Bernhard Valentini (1657-1725) 'polsdiagrammen'.
De Franse arts Raymond Vieussens (1641-1716) beschreef een instortende pols bij een lekkende aortaklep en bevestigde bij autopsie ook een vergrote linkerventrikel naast de 'duidelijk uitgerekte kleppen'
In zijn brieven aan de 'Royal Society', die verzameld werden in zijn 'Essays on Several Parts of the Animal Oeconomye', gaf de Schotse arts en filosoof James Keill (1673-1719) verdere beschrijvingen van het hydraulisch fenomeen van de bloedcirculatie. Hij berekende de bloedsnelheid door de hoeveelheid bloed te schatten die bij iedere hartcontractie wordt uitgestoten, waarbij hij rekening hield met de diameter van de aorta. Hij stelde dat het naar de aorta gestuurde bloed bij iedere contractie een 200mm lange cilinder vormt, die volgens hem een snelheid had van 47 m/min. Door het schatten van de te overwinnen weerstand in de vaten, berekende hij dat de kracht van het hart ietjes boven de 450 gram moest zijn. Een merkwaardig verschil met de 67,140 kg van de Italiaanse wiskundige Giovanni Alfonfonso Borelli (1608-1679). De methode van Keill was ingenieus en van historisch belang, omdat het de eerste poging was om kwantitatieve resultaten te bekomen. Maar zijn resultaten waren niet correct, omdat de gegevens waarop hij zich baseerde onjuiste berekeningen gaven. Die berekeningen trokken niet alleen de aandacht van de Zwitserse fysioloog Albrecht von Haller (1708-1777), maar ook die van de Britse arts James Jurin (1684-1760) en zijn Zwitserse collega Daniel Bernoulli (1700-1782). Jurin stelde dat de kracht van de linker ventrikel rond de 3,8 kg moest liggen en die van de rechter ventrikel rond de 2,5 kg.
In een posthume publicatie van de Sloveense arts Marcus Gerbezius (1658-1718) werd een patiënt beschreven, die een polsslag had van 25 slagen per minuut. Hij kloeg over duizeligheid en lichte, epileptische aanvallen, met een diagnose van complete hartblock en Adam-Stokes aanvallen. Later werd dit het 'Morgagni-Adams-Stokes syndroom' genoemd of de 'ziekte van Adams-Stokes'. Nu is het gekend als 'Gerbezius-Morgagni-Adams-Stokes syndroom' (GMASS). Gerbezius beschreef dus de symptomen van een bradycardie, waarschijnlijk veroorzaakt door een volledig AV-blok.
De Chinese arts Xu Dachun (1693-1771) maakte het volgende statement:
"Indien zij die Geneeskunde beoefenen geen polsdiagnose kunnen uitvoeren met de bekwaamheid van drie vingers, zijn zij niet in staat om levens te redden. Ongelukkig genoeg weten de hedendaagse artsen niets over de pols en dragen zij hierdoor geen zorg bij het voorschrijven van een recept. Niemand weet hoeveel patiënten zij gedood hebben met hun therapieën."
De Poolse arts Johann Adam Kulmus (1689-1745) publiceerde 'Tabulae anatomicae', een zeer grote anatomie-atlas, die later in zeven talen vertaald werd, zelfs in het Japans. Kulmus was een leerling van de Nederlandse Professor geneeskunde Herman Boerhaave (1668-1738) en had in 1718 'De sanguine ejusque circulatione' gepubliceerd. In 1744 volgde 'De circulatione sanquinis medicina universali'. Beide werken zijn gebaseerd op de theorie over bloedcirculatie van de Britse arts William Harvey (1578-1657) en zijn dus geen eigen uitvindingen.
De Duitse arts Christiano Gottfried Stentzel (1698-1748) beschreef beschadigingen aan de binnenwand van de arteriën, die veroorzaakt werden door 'steatomeuse tumoren' in de aorta.