WebiMed.net

Medische Informatie en Gezondheid

1660-1669

1662

In het na zijn dood gepubliceerde 'De Homine' (Over de mensen) verklaarde de Franse filosoof Rene Descartes (1596-1650) de menselijke bewegingen in termen van:

"Een complexe mechanische interactie van vezels, poriën, kanalen en lichaamsenergie".

Hij werkte deze ideeën al uit in de jaren 1630, maar durfde ze niet eerder publiceren met in het achterhoofd de vervolging van andere radicale denkers zoals Galileo (1564-1642) en William Harvey (1578-1659), die exact dezelfde ideeën ontwikkeld hadden.

1663

De Duitse wetenschapper en uitvinder Otto Von Guericke (1601-1674), die ook burgemeester was van Magdeburg, bouwde in 1663 de eerste elektrostatische generator 'Elektrisiermaschine'. Andere bronnen kennen deze uitvinding toe aan de Britse wetenschapper Francis Hauksbee (1633-1713), maar alles hangt ervan af hoe men de zaak bekijkt. Hauksbee noteerde immers de term 'Electricity', terwijl Von Guericke dat woord nooit gebruikte. Von Guericke besprak de natuur van het Universum, waarbij hij een zwavelbol gebruikte als model. Toen hij met zijn hand over die bol wreef, creëerde hij de effecten die men vandaag omschrijft als elektriciteit. De zwavelbol van Von Guericke stierf een stille dood. De Universiteit van Magdeburg werd naar hem vernoemd.

De Franse Professor Anatomie en Chirurgie Lazare Rivière (1589-1655) van l'Université de Montpellier gaf in 'Opera Medica Universa' de eerste beschrijving van een aortastenose en van de ontsteking van de aortaklep. Tijdens een autopsie van een patiënt, die in 1646 stierf met symptomen van hartfalen, beschreef Rivière hazelnootachtige blokkades die de linker hartkamer blokkeerden bij de opening naar de aortaklep. Hij merkte verder op dat de aortaklep 'verhard' was, meteen ook de eerste beschrijving van aorta-endocarditis. Hetzelfde werd ook beschreven door de Italiaanse grondlegger van de pathologische anatomie, Professor Giovanni Battista Morgagni (1682-1771). De Franse arts Jean Nicolas Corvisart (1755-1821) sprak over een aortaklep die 'zo sterk verbeend en verenigd was dat het uiteinde van een pink er nauwelijks kon worden ingebracht'. In 1819 wees de Franse arts Rene Laënnec (1781-1826) erop dat een aortaklep onderhevig kon zijn aan verbening.

1664 

De Nederlandse natuurwetenschapper Jan Swammerdam (1637-1680), die onder meer het ademhalingsmechanisme beschreef, weerlegde de theorie van de Franse filosoof René Descartes (1596-1650) over lichaamsbeweging. Nadat hij het hart van een levende kikker had verwijderd, toonde hij aan dat het beestje nog altijd kon zwemmen. Bij het verwijderen van de hersenen echter stopten alle bewegingen, wat overeen kwam met de theorie van Descartes. Maar toen bij de dissectie van de kikker een zenuweinde gestimuleerd werd met het scalpel, trokken de spieren samen. Het bewijs dat er spierbeweging kan optreden zonder een connectie met de hersenen en dat de transmissie van 'lichaamsenergie' daarvoor niet nodig is. Swammerdam ontdekte de rode bloedlichaampjes en beschreef de structuur van de hersenen, de longen en het ruggenmerg bij de mens, waarbij zijn intens microscoopgebruik hem buitengewoon hielp.

De Nederlandse arts, botanicus en humanist Herman Boerhaave (1668-1738) publiceerde het werk van Swammerdam in zijn 'Book of Nature', dat in de jaren 1730 werd uitgegeven en dat in 1758 vertaald werd naar het Engels.

1665

De ideeën van Swammerdam waren niet wijd en zijd gekend en zijn werk werd pas na zijn dood gepubliceerd. Nochtans schreef hij heel wat brieven en in 1665 tijdens een lezing in Parijs viel zijn vriend, de Deense bisschop en wetenschapper Nicolaus Steno (1638-1686) de ideeën van Descartes aan. Steno beschouwde het hart als een gewone spier.

De Nederlandse anatoom, zoöloog en botanicus Frederik Ruysch (1638-1731) conserveerde zijn preparaten door ze in te spuiten met was, waarmee hij de dissectie verhief tot een heuse kunst. Zijn anatomische collectie is een toeristische trekpleister in het museum Kunstkamera van Sint Petersburg.

1666

De Italiaanse arts Marcello Malpighi (1628-1694)) is één van de grondlegger van de microscopische anatomie. Hij ontdekte als eerste de capillaire circulatie en legde ook de link tussen arteriën en venen, iets waarop de Britse arts William Harvey (1578-1659) vroeger al gealludeerd had. Malpighi ontdekte de capillairen voor het eerst in de longen en het darmvlies van een kikker. Hij kondigde zijn ontdekking aan in zijn tweede brief 'Epistola de Pulmonibus' (Brief over de longen), die hij naar zijn Italiaanse collega Giovanni Borelli (1608-1679) stuurde. Zijn verhandeling 'De polypo cordis' uit 1666 was een belangrijke bijdrage voor het begrijpen van de bloedsamenstelling en bloedklontering. Waarschijnlijk is hij ook de eerste die onder de microscoop bloedcellen waarnam. Hij ontdekte onder meer de smaakpapillen van de tong, de pigmentlaag van de huid en de verbinding tussen ruggenmerg en hersenen.

1668

Jan Swammerdam (1637-1680) verfijnde zijn experimenten over spiercontractie en zenuwconductie en enkele ervan toonde hij aan notabele figuren zoals Groot-Hertog Cosimo III di Medici van Toscanië (1642-1723). Bij een van die experimenten hing hij de spier van een kikker aan een koperen haak, die verbonden was met een glazen buis met binnenin een waterdruppeltje. Om beweging te ontdekken 'irriteerde' hij de zenuw met een zilverdraad. Door de inductie van een kleine elektrische lading had Swammerdam onbewust een spierbeweging geïnduceerd. Het irriteren van de zenuw veroorzaakte een spiercontractie, maar het waterniveau en dus ook het volume van de spier verhoogden niet. De volledige beschrijving vond men echter pas in een van zijn nagelaten geschriften, die in 1737 gepubliceerd werden door Herman Boerhaave (1668-1738) onder de gelukkig gekozen titel 'Bijbel der Natuure'. In het bloed van de kikvors zag Swammerdam

'een oneyndig aantal rondagtige deelkens die van figuur als een plat ovaal waren, heel regulier: zij scheenen ook nog een vogtigheid in haar te besluiten'.

In zekere zin was zijn waarneming scherper dan de latere van landgenoot Antonie Van Leeuwenhoek (1632-1723). Want Swammerdam beschreef de rode bloedcellen als ovaal, terwijl Van Leeuwenhoek ze als 'bollekens' beschouwde. Eigenlijk merkwaardig voor de scherpe waarnemer Van Leeuwenhoek, temeer daar hij de rode bloedcellen van vissen en amfibieën als ovaal beschreef en zelfs hun kern afbeeldde. Aan de naam bollekens of globules danken we trouwens de naam hemoglobine.

In die periode schilderde Jan Steen (1626-1679) 'Doktersbezoek', één van zijn meesterwerken, waarop duidelijk te zien is hoe een arts de pols neemt van een patiënte.

1669

Met zijn 'Consilia Medica' zorgde ook de Duitse arts Werner Rolfinck van Jena (1599-1673) voor een snelle verspreiding van de theorie over bloedcirculatie, In dat werk verdedigde hij de stellingen van William Harvey (1578-1659).

De Britse arts Richard Lower (1631-1691) speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de medische wetenschappen. Zijn belangrijkste werk 'Tractatus de Corde' uit 1669 omschreef de werking van hart en longen. Heel precies beschreef hij een endocarditis van de driepuntige klep. Maar hij experimenteerde ook met bloedtransfusies en daarom beschouwt men hem als de eerste Westerling die zich daarmee bezig hield.