In zijn 'De lacteis thoracis in homine brutisque nuperrime observatis' publiceerde de Deense arts, mathematicus en theoloog Thomas Bartholin of Thomas Bartolinus (1616-1680) de eerste volledige beschrijving van het menselijk lymfesysteem.
De Nederlander Johannes van Horne (1621-1670) studeerde Geneeskunde in Leiden, waar hij zijn leermeester Johannes Walaeus (1604-1649) bijstond in diens onderzoeken van de bloedsomloop. In 1653 publiceerde hij een afbeelding van de borst- of chylusbuis bij de mens. Die buis had de Franse wetenschapper Jean Pecquet (1622-1674) in 1647 bij dieren beschreven, maar de ligging van de menselijke borstbuis was nog niet bekend. Van Horne bestudeerde de loop van de chylus. Aansluitend bij de Galenische traditie geloofde hij net als Gaspare Aselli (1581-1626) dat de melkachtige vloeistof die zich na voedselopname in de chylvaten bevindt, wordt opgenomen door de lever. Door experimenten op honden kon hij echter aantonen dat de 'chylus' uiteindelijk via de 'ductus chyliferus' direct in het bloed terechtkomt. Van Horne had nog geen inzicht over de samenhang tussen het chylussysteem en het lymfestelsel.
De Britse arts en botanicus Nicholas Culpeper (1616-1654) verwees in zijn publicatie The English physician uit 1652 naar verschillende medische toepassingen voor vingerhoedskruid.
Olaus Rudbeck (1630-1702) een Zweeds Professor Geneeskunde en Rector Magnificus van de Universiteit van Uppsala, was één van de pioniers in het bestuderen van lymfevaten. Volgens zijn landgenoten ontdekte hij als eerste het lymfesysteem, in de lente van 1652 rapporteerde hij zijn bevindingen aan Koningin Christina van Zweden (1632-1654). Nochtans publiceerde hij die pas in de herfst van 1653 en dat nadat de Deense arts Thomas Bartholin (1616-1680) identieke bevindingen gepubliceerd had.