Volgens de Syrische arts Ibn Al Nafis (1213-1288) werd de hartspier gevoed door de arteriën die er doorheen lopen en niet door het bloed van de hartkamer, zoals Galen (129-216) beweerde. Ibn Al Nafis noteerde zijn bevindingen in het boek 'Sharh Al Tashrih' en dat zo maar eventjes vierhonderd jaar eerder dan William Harvey (1578-1657) in zijn 'De Motu Cordis' (Over de beweging van het hart). Ibn al-Nafis was de eerste die de pulmonale, de capillaire en de coronaire circulatie beschreef, waardoor men hem de vader van de circulaire fysiologie noemt, maar ook de grootste fysioloog uit de Middeleeuwen. Hij stelde dat de linker en de rechter ventrikel van elkaar gescheiden zijn en dat zij samen met het hart en de longen de pulmonale circulatie (kleine bloedsomloop) vormen. Het bloed gaat via de arteriële vene (pulmonale arterie) vanuit de rechter hartkamer naar de longen. In de longen wordt het bloed opgesplitst in twee componenten, dun bloed filtert door de poriën van de pulmonale arterie en dik bloed blijft als voedel achter in de longen. Het dunne bloed vermengt zich met lucht uit de trachea en gaat via de wand naar de vene-achtige arteriën (pulmonale venen). Het dunne, met lucht vermengde bloed bereikt de linker hartkamer, het centrum waar de vitale spirit wordt gevormd. De spirit beweegt vanuit de linker hartkamer naar de aorta en via de arteriën naar de weefsels. Hij suggereerde dus dat het bloed via de longwanden van de arteriën naar de venen beweegt.
In één van zijn boeken vernoemde de Arabische arts en chirurg Ibn Al Quff (1233-1286), een leerling van Ibn Al Nafis (1213-1288), het bestaan van capillairen. 400 jaar later werd dit pas bevestigd, toen Marcello Malphighi (1628-1694) in 1661 onder zijn microscoop de capillairen ontdekte.
De Italiaanse Professor Anatomie Mondino dei Liuzzi (1275-1326) beschreef het hart opmerkelijk precies en gaf ook een rudimentaire beschrijving van de bloedcirculatie. Nochtans herhaalde hij de oude bewering dat de linker ventrikel 'pneuma' bevat, die uit het bloed komt.
Thomas van Wroclaw (1297-1378), de bisschop van het Sarepta, studeerde Geneeskunde aan de Universiteiten van Montpellier, Salerno, Padua en Bologna. Hij schreef het historische werk 'De syncopi et debilitate cordis' (Over de syncope en zwakte van het hart), waarin hij zowel een syncope als palpaties beschreef. Hij stelde dat palpaties de onvolkomenheden van het hart weerspiegelen en heel dikwijls uitmonden in een syncope. Volgens hem is een syncope zeer ernstig, omdat ze kan leiden tot de dood.