WebiMed.net

Medische Informatie en Gezondheid

1950 - 1959

1950

In de jaren 1950 kreeg ongeveer 10% van de Amerikaanse volwassenen het etiket 'obese' opgekleefd, in 2011 steeg dat naar 35%.

De Amerikaanse verzekeringsmaatschappij Metropolitan Life Insurance publiceerde een tabel met het ideale gewicht van verschillende lichaamslengten. Ze stipte ook aan dat een gewichtsverhoging parallel aan de leeftijd niet OK is. Vanaf toen verhoogden verschillende Amerikaanse verzekeringsmaatschappijen hun premies voor obese patiënten.

In de jaren 1950 werden fentermine en dietilpropion in de klinische praktijk geïntroduceerd en op grote schaal gepromoot. Deze aan amfetamine aanverwante sympathicomimetica versterken de werking van noradrenaline in het centrale zenuwstelsel, waardoor de eetlust wordt afgeremd.

De Fairbanks Valet Scale was een 'art deco' weegschaal, waarvoor geen muntje vereist was. Je kon er zelfs je kleren aan ophangen.

De Watling Senator Lollipop Scale werkte met muntjes en in de jaren ’50 kon je ze vinden op openbare plaatsen, zoals restaurants, treinstations en apotheken.

Na de oorlog stortten de fabrikanten van weegschalen zich op design, iets waarmee Borg al bezig was met zijn platte weegschaal. De rest van de industrie zag in dat design noodzakelijk was, dus kwamen Weber, Sutton, Detecto en Provial vrij vlug met ‘mooie’ weegschalen op de markt.

1951

Hamilton Scale Company van Toledo, Ohio vervaardigde slechts 65 exemplaren van de Mister Peanut weegschaal. De neus van Mister Peanut was op de meeste toestellen gladgewreven door mensen die meenden dat het hen geluk bracht.

In de Annals of Eugenics van januari 1951 verscheen het artikel 'Body Weight at Different Ages and Heights' van de Britse statisticus William Frederick Fenn Kemsley (1914-2006), waarin hij de volgende conclusies noteerde:

  1. Het gemiddeld gewicht en de variatie van de gewichtsverdeling was over het algemeen groter bij mannen dan bij vrouwen. Bij beide geslachten neemt de variabiliteit toe met de leeftijd, evenals de kromme van de verdeling.
  2. De leeftijdscurven van de centielen suggereren dat een met de leeftijd toegenomen gewicht, zoals weergegeven door de gemiddelden, niet in dezelfde mate geldt voor iedereen. Met name de laagste centielen bleven vrijwel onveranderd na de vervaldag.
  3. Inbegrepen in de met de nieuwe tabellen vergeleken serie, zijn de tabellen uit het Amerikaanse Medico-Actuarial Investigation, die in vele handboeken geciteerd worden. Tot het begin van de jaren twintig was er een vrij goede overeenkomst, daarna zijn er toenemende verschillen, vooral bij mannen. De Amerikaanse tabellen geven het gemiddeld gewicht weer van mannen op 50-jarige leeftijd, die zijn 10 pond zwaarder dan de Britse. De afwijking is niet zo uitgesproken voor mannen met klein postuur, maar aanzienlijk voor grotere mannen; voor sommige lengtes zijn de Amerikaanse cijfers 20 lb. hoger dan de reeks uit 1943.
  4. Gewicht op de leeftijd van 30 jaar werd beschouwd als ideaal, de regressie van het gewicht op de lengte wordt dus in detail vergeleken met die van andere series. Voor zowel lange als kortere mensen geven de Amerikaanse cijfers een hoger gewicht dan de resultaten uit 1943, waarbij de verschillen duidelijk zijn voor lange mannen en korte vrouwen. Grotendeels ontstonden deze verschillen omdat de regressie in de Amerikaanse gegevens gekromd is, terwijl de regressies uit 1943 lineair werden behandeld, omdat de gevonden kromming erg klein en onbeduidend was.

In het wetenschappelijk tijdschrift JAMA van november 1951 werd het artikel 'Obesity and its Relation to Health and Disease' gepubliceerd van de Amerikaanse arts Donald B. Armstrong (1886-1968), statisticus Louis I. Dublin (1882-1969) en pediater George M. Wheatley (1908-2008) van de Statistical Bureau and the Health and Welfare Division of the Metropolitan Life Insurance Company.

"Zwaarlijvigheid is een van de subtielere en ernstigere gezondheidsrisico's van onze tijd. Het ontwikkelt zich zo geleidelijk en onder zulke aangename omstandigheden dat een behandeling vaak moeilijk is. Het slachtoffer, dat zich hopeloos gevangen voelt in eigen vet, heeft de neiging om zijn toestand te rationaliseren. Obesitas op zich kan niet alleen een fysieke belemmering worden, het kan de slachtoffers ook vatbaar maken voor hartaandoeningen, diabetes, leveraandoeningen en andere complicaties. Er zijn heel wat aanwijzingen dat overgewicht steeds belangrijker wordt in de medische praktijk. Meer en meer mannen en vrouwen leven in een tijd waarin vetweefsel gemakkelijk te verkrijgen en moeilijk te verliezen is. Het hoge nationale inkomen stelde heel wat mensen in staat om toe te geven aan hun verlangen naar eten en drinken, en al te vaak betekent dit calorierijk voedsel. Onlangs hebben de hoge kosten van eersteklas eiwitrijk voedsel de voorkeur gegeven aan een verhoogde inname van koolhydraten."

1952

De 1500 Flight-weegschaal werd ontworpen door Don DeFano, Richard S. Latham (1920-1991) en Franz Wagner van de Raymond Loewy Associates. De Borg-Erickson Company lanceerde ze voor de prijs van $15 en het magazine Fortune verkoos haar tot één van de 'top 500'-ontwerpen aller tijden.

Richard S. Latham (1920-1991) studeerde bouwkunde aan de Kansas City Engineering School en design aan het Armour Institute. Na zijn militaire dienst startte hij in 1945 een professionele carrière bij het kantoor van Raymond Loewy (1893-1986) in Chicago, waar hij zich toelegde op het ontwerp van Greyhound-bussen en vliegtuiginterieurs. Later werd hij directeur design van het kantoor en verbleef hij vijf jaar in de Duitse porseleinindustrie, waar hij de Rosenthal Studio Line ontwierp. In 1955 richtte hij met twee andere Loewy ontwerpers, Robert D. Tyler (1915-2009) en George Jensen, de Latham Tyler Jensen, Inc op. In 1970 startte hij de Richard S. Latham & Associates, Inc, en werd hij in Denemarken ontwerp-adviseur voor Bang & Olufsen.

In 1952 deed de bariatrische of gewicht-verminderende chirurgie haar intrede. De Zweedse chirurg Victor Henrikson was de pionier ervan. Om de opname van voedingsstoffen te verminderen, verwijderde hij in Göteborg 105 centimeter dunne darm bij een patiënt. Deze onomkeerbare operatie zorgde voor een sterk verlies van voedingsstoffen en elektrolyten en werd in 1963 vervangen door de jejuno-ileale bypass-operatie. Die werd in Los Angeles ontwikkeld door de Amerikaanse chirurg J. Howard Payne (1916-1983) en zijn collega endocrinoloog Loren T. DeWind (1917-2009). Deze bypass veroorzaakte ernstige bijwerkingen, namelijk het 'blind-loop'-syndroom, wat resulteerde in vlug gewichtsverlies, diarree, leverbeschadiging en verstoring van de elektrolietenbalans, waardoor een tweede operatie nodig was om de anatomie te herstellen. Payne was de eerste die de term 'morbid obesity' introduceerde.

Op de jaarlijkse bijeenkomst van de American Public Health Association van 1952 waarschuwde Norman Jolliffe (1892-1963) de aanwezige artsen:

"Een nieuwe plaag, al is het een oude ziekte, is opgestaan om ons te treffen."

De directeur van het Bureau of Nutrition uit New York schatte dat 25 tot 30% van de toenmalige Amerikaanse bevolking overgewicht of obesitas had, al had hij dat getal eigenlijk uit zijn duim gezogen.

1953

Het hypothetisch appetijt-onderdrukkende hormoon zou functioneren als een 'adipocyte'. Het bestaan ervan werd in 1953 vernoemd door Gordon Kennedy (1907-?) van het National Institute for Medical Research, London, om uit te leggen hoe eten en energieverbruik behoorlijk gemoduleerd worden in omstandigheden van onder- of overvoeding, om op die manier de vetmassa constant te houden.

Aan de University of Minnesota voerde de Amerikaanse Professor Chirurgie Richard L. Varco (1913-2004) de eerste jejuno-ileale bypass-procedure uit, een operatie die uit een end-to-end jejunoileostoma bestond, met een aparte ileocecectomie voor drainage van het gebypasseerde segment.

Voor het eerst stak het verband tussen ziekte en zitten de kop op, toen Britse onderzoekers ontdekten dat de chauffeurs van dubbeldekkers twee keer meer kans hadden op een hartaanval dan hun collega's-busconducteur. De chauffeurs zaten stil gedurende 90% van hun dienst, de conducteurs liepen elke werkdag zo'n 600 trappen op en af. Aangenomen wordt dat overmatig zitten de stofwisseling vertraagt, waardoor het vermogen wordt aangetast om de bloedsuikerspiegel en bloeddruk te reguleren en vet te metaboliseren. Het veroorzaakt eveneens zwakkere spieren en botten.

1954

De eerste metabole operatie komt op naam van de Amerikaanse chirurg Arnold J. Kremen (1914-2006) van de University of Minnesota. De jejuno-ileale bypass bestond uit een anastomose tussen het proximale jejunum en het distale ileum, waarbij een groot deel van de dunne darm werd omzeild. Hij bedacht die ingreep om ernstige vormen van dyslipidemie te behandelen, maar het was een operatie met grote metabole gevolgen. De meeste patiënten hadden last van ernstige diarree en uitdroging.

De Amerikaan Eliot Stellar (1919-1993), Professor Fysiologische Psychologie aan de University of Pennsylvania, bracht de 'dual centre’-hypothese te berde. Die stelde dat voeding en gewicht gecontroleerd worden door een balans tussen het ventromediaal verzadigingscentrum en het lateraal hypothalamus eetlust-centrum.

De Amerikaanse Chirurgen Arnold J. Kremen (1914-2006), John H. Linner (1918-2013) en Charles H. Nelson van de University of Minnesota publiceerden een artikel over de eerste gastro-intestinale bypass-procedure op honden.

1955

"Het is bewezen dat zwaarlijvigheid, als direct gevolg van te veel eten, het leven verkort,"

zei de Amerikaanse arts en voedingsdeskundige Frederick J. Stare (1910-2002) tijdens een interview met U.S. News and World Report.

In een interview van zeven pagina's drong Stare erop aan om het aantal zwaarlijvige personen te verminderen, aangezien vermageren de levensduur verlengt van personen met overgewicht.

"Een dikke volwassen man in de leeftijdscategorie van 20 tot 29 jaar heeft een 80% hogere kans op overlijden dan de gemiddelde man van dezelfde leeftijdsgroep."

Een van zijn vele suggesties was om minder dikmakende maaltijden te eten. Ook benadrukte hij het belang van een uitgebreid ontbijt, omdat het de bloedsuikerspiegel verhoogt, wat de eetlust reguleert.

"Bij het hoog houden van de bloedsuikerspiegel, heeft een persoon minder honger. Dit doel kan ook bereikt worden door iets te knabbelen kort voor de maaltijd. Een matige maar consistente lichaamsbeweging is een uitstekend middel om overtollige calorieën te verbruiken. Op lange termijn is minder eten de beste manier om normaal gezond te blijven en niet gevaarlijk dik te worden."

De Amerikaanse arts Paul Craig uit Tulsa, Oklahoma schreef in 1955:

"Niemand houdt van een dik meisje, behalve een dikke jongen misschien, en samen waggelen ze door het leven als een roly-poly-familie."

Waarbij een roly-poly-familie best kan omschreven worden als een ton-ronde familie.

Craig was enthousiast over een studie uit 1907, die beweerde "bevredigende resultaten te kunnen voorleggen voor het probleem van obesitas". In die studie werden mensen op een dagelijks dieet van 800 calorieën gezet en werden ze royaal behandeld met amfetaminen, fenobarbital en methylcellulose. In een opmerking, die weinig vertrouwen wekte in zijn wetenschappelijk onderzoeksmethode, concludeerde Craig:

"Niet alle mensen die vraatzuchtig eten worden dik, maar geen enkele dikke man of vrouw eet, zoals hij of zij beweert, als een vogel, tenzij ze verwijzen naar een turkey buzzerd.”

Een turkey buzzerd is een gier met een donker verenkleed en een naakte rode kop.

In het december-nummer van de JAMA verscheen het artikel 'Polycythemia associated with Obesity' waarin de Zwitsers-Amerikaanse Professor Max H. Weil (1927-2011) van de University of Minnesota Medical School het volgende vaststelde:

"Bij ernstige vormen van zwaarlijvigheid bedekken grote vetophopingen de ingewanden en het vet infiltreert in het parenchym van vitale organen. Deze morfologische veranderingen kunnen weerspiegeld worden in een grote verscheidenheid aan fysiologische afwijkingen. Klinische hypertensie, albuminurie en cylindrurie kunnen het gevolg zijn van een overmatige perirenale vetafzetting. Levercellen, uitpuilend van vetvacuolen, presteren relatief slecht in de klinische tests van de hepatocellulaire functie. De borstholte kan van binnen en van buiten vol vet zitten, en de vitale capaciteit wordt dienovereenkomstig aangetast met een bijbehorende dyspnoe bij minimale inspanning. Bij een zwaarlijvige patiënt met duidelijke metabole afwijkingen van dit type, werd ook polycytemie gevonden. Van bijzonder belang in dit geval was het volledig verdwijnen van polycytemie bij gewichtsvermindering, zonder enige andere therapie. De gerelateerde metabole stoornissen werden enkel met een caloriearm dieet op vergelijkbare wijze omgekeerd. Deze bevindingen suggereerden dat een vorm van polycytemie aan obesitas gerelateerd kan zijn."

1956

In de American Journal of Clinical Nutrition van februari 1956 verscheen het artikel "The degree of masculine differentiation of obesities: a factor determining predisposition to diabetes, atherosclerosis, gout, and uric calculous disease" van de Franse Professor Endocrinologie Jean Vague (1911-2003), waarin hij stelde:

"In wezen onderscheiden zwaarlijvigen zich van elkaar door de mate van eiwitanabolisme, dat wil zeggen spier-bloedanabolisme, dat geassocieerd wordt met adipeus hyperanabolisme. Antropometrie toont aan dat de mate van dit spier-bloedanabolisme groter is in verhouding tot het overwicht van vet op het bovenlichaam, een kenmerk dat verband houdt met andere kenmerken die de mate van mannelijke differentiatie aangeven bij beide geslachten. Het berekenen van een index van mannelijke differentiatie, maakt het mogelijk om een onderscheid te maken tussen androïde en gynoïde obesitas en hun tussenvormen.

Gynoïde obesitas, met overheersing van het onderlichaam en met een slechte spier-bloedontwikkeling, wordt enkel bedreigd door directe mechanische complicaties van overmatige adipositas: locomotorische problemen, abdominale druk, beperking van de ademhalingsbeweging, vertraging van de veneuze en lymfatische circulatie, cellulitis, verlaging van de energie en vermindering van de elasticiteit van het met vet geïnfiltreerde myocardium - complicaties die allemaal evenredig zijn met de mate van overtollig vet.

Androïde obesitas, met overheersing van het bovenlichaam en met een uitgesproken spier-bloedontwikkeling, leidt tot metabole stoornissen. Het wordt niet alleen geassocieerd met vroegtijdige atherosclerose en diabetes, in 80 tot 90% van de gevallen is het bij volwassenen ook de oorzaak van diabetes. Over het algemeen komen jicht en urinezuurziekte voor bij deze vorm van obesitas.

Overactiviteit van de hypofyse-bijnier-as lijkt de meest waarschijnlijke oorzaak te zijn van zowel androïde obesitas als de complicaties ervan."

Door de 'androïde' en 'gynoïde' vormen van obesitas te beschrijven, toonde Vague als eerste het belang aan van vetverdeling in verband met verschillende ziekten.

In november 1956 definieerde men voor het eerst het obesitas-hypoventilatiesyndroom, ook bekend als het pickwicksyndroom of OHS. De aandoening komt voor bij mensen met morbide obesitas, die niet diep genoeg meer kunnen inademen. Hierdoor is er in het bloed een verlaagde zuurstofconcentratie (hypoxie) en een verhoogde koolstofdioxideconcentratie (hypercapnie). De ontdekking van het obesitas-hypoventilatiesyndroom wordt toegeschreven aan de auteurs van het rapport van een professionele pokerspeler, die nadat hij verdikt was de neiging had om overdag in slaap te vallen, en ook oedeem in de benen ontwikkelde, wat op hartfalen duidde. De auteurs bedachten de aandoening met de naam 'Pickwicksyndroom', naar het personage Joe uit 'The Posthumous Papers of the Pickwick Club' van de Britse schrijver Charles Dickens (1812-1870) uit 1837. Dat personage was duidelijk zwaarlijvig en had de neiging om overdag ongecontroleerd in slaap te vallen. Het rapport werd echter voorafgegaan door andere beschrijvingen van hypoventilatie bij obesitas. De term 'Pickwicksyndroom' geraakte uit de gratie, omdat er geen onderscheid werd gemaakt tussen obesitas, hypoventilatiesyndroom en slaapapneu als afzonderlijke aandoeningen, die echter alle drie naast elkaar kunnen bestaan.

1958

De Amerikaan Robert Earl Hughes (1926-1958) stierf op 32-jarige leeftijd aan uremie, een gevolg van opgelopen mazelen. Met een gewicht van 485 kg stond hij op dat ogenblik genoteerd als zwaarste man ter wereld. Op zesjarige leeftijd woog Hughes al 92 kilo en vier jaar later gaf de weegschaal 171 kilo aan. Zijn overmatig gewicht was te wijten aan een slecht functionerende hypofyse. Op zijn zwaarst woog hij 485 kilo en had hij een heupomtrek van 3m15. Hij verdiende de kost als kermisattractie.

1959

Samen met de obesitas-epidemie stak ook een van haar neveneffecten de kop op: anorexia. In het Januari-nummer van het wetenschappelijk tijdschrift Archives of Internal Medicine stelden de Amerikaanse psychiater Albert Stunkard (1922-2014) van de University of Pennsylvania School of Medicine en zijn landgenoot voedingsexpert Mavis McLaren-Hume van het New York Hospital in hun artikel 'The Results of Treatment for Obesity. A Review of the Literature and Report of a Series' het volgende:

"De huidige wijdverbreide bezorgdheid over gewichtsvermindering berust op minstens twee aannames: ten eerste dat programma's voor gewichtsvermindering effectief zijn; ten tweede dat ze onschadelijk zijn. Recente studies geven aan dat dergelijke programma's verre van onschadelijk kunnen zijn."