WebiMed.net

Medische Informatie en Gezondheid

2005

Om de gezondheidsdiensten te verbeteren en om zo goed mogelijk gebruik te maken van waardevolle medische diensten gebruikte men satellieten, televisies, radio's, mobiele telefoons en computers. De European Space Agency, de World Health Organisation, de International Telecommunication Union en het Information Society Technologies-programma van de Europese Commissie werkten binnen de Telemedicine Alliance samen om een weg te banen voor het uitbreiden van de telegeneeskunde voor alle Europese burgers, maar vooral voor de voordelen ervan.

Als onderdeel van de inspanningen van de Office of the National Coordinator for Health Information Technology werd het 'American National Standards Institute Healthcare Information Technology Standards Panel' (HITSP) opgericht in de Verenigde Staten. Het doel was om de interoperabiliteit te bevorderen in de gezondheidszorg, door het harmoniseren van de informatie over standaarden in de gezondheidstechnologie. HITSP werd georganiseerd rond Use Cases, met profielen van specifieke interoperabiliteitsbehoeften, zoals de belangrijke door de American Health Insurance Claim vastgestelde prioriteiten. De bedoeling van de organisatie was om binnen elke Interoperability-specificatie gemeenschappelijke elementen te vinden.

De non-profit organisatie Colorado EKG Repository, Inc (COEKG) werd in 2005 opgericht door een groep artsen, patiënten, advocaten, politici en internet-professionals. COEKG was een onafhankelijk project, dat geleid werd door de Colorado Medical Society. De bedoeling was om onpartijdig, non-profit toezicht en begeleiding aan te bieden voor het ontwikkelen van een veilige ECG-uitwisseling van kritieke patiënten, die zich op de spoedgevallendiensten en Community Health Clinics in Colorado aanboden. Het prototype van COEKG poogde een geavanceerde connectiviteit te vergemakkelijken tussen gezondheidszorgentiteiten. De voorstanders ervan verwachtten dat hun ervaring zou helpen bij de standaardisering van gegevensuitwisseling tussen elektronische medische dossiers (EMD). COEKG implementeerde een subset van het berichtenprotocol van de Continuity of Care Record (CCR). Op die manier zouden aangesloten patiënten en gezondheidsspecialisten in staat zijn om op een veilige en betrouwbare manier toegang te krijgen tot klinische point-of-care informatie. Verschillende zorgaanbieders en patiënten pleitten voor een snelle ontwikkeling van de EMD-interconnectiviteit en geloofden dat men de COEKG-inspanningen moest uitbreiden naar alle medische dossiers. Critici hekelden de idee uit angst dat de bescherming van de privacy nooit een aanvaardbaar peil kon bereiken. Medische dossiers en de bijbehorende identificatie van demografische gegevens lagen immers uiterst gevoelig en waren privé informatie. Elke poging om overdracht van medische dossiers toe te laten via het internet, moest voldoen aan de HIPAA-regelgeving.

In de Verenigde Staten werd C-Tools 2.0 ontwikkeld, een innovatief 'Personal Digital Assistant'-softwarepakket dat artsen en hun personeel hielp bij het voorkomen, diagnosticeren en behandelen van kanker. Het was beschikbaar op de C-Tools website en werd verspreid door de American Cancer Society en gefinancierd door hun Futuring and Innovations Program. C-Tools 2.0 bood directe toegang tot de recentste informatie over kanker en was gratis voor iedereen die actief was in de gezondheidszorg. Na enkele maanden van beta-testen, werd het op 8 februari 2005 vrijgegeven voor download.

Het Centrum voor e-Health stelde zich tot doel om in Australië en Azië het gebruik van telegeneeskunde uit te breiden. Het centrum was gevestigd in het Lions Eye Institute van het Australische Perth. In augustus 2005 gaf Geoff Gallop (1951-), de toenmalige Premier van West Australië, het startschot. Zijn regering investeerde 2,25 miljoen Australische dollar in het project. Het project ontwikkelde een draagbare digitale beeldvormingsapparaat, dat tele-oftalmologie (retinale en voorste segment beeldvorming), dermatologie, otholaryngologie en tandartsapplicaties inhield, die vanop afstand een diagnose van een ziekte of aandoening toeliet. Professor Yogesan Kanagasingam van het Centre for Ophthalmology and Visual Science, was de eerste directeur van het centrum.

In de Verenigde Staten verscheen AB 354 (Cogdill), hoofdstuk 449, statuten van 2005, waarin bij toepassingen van tele-oftamologie en tele-dermatologie het verbod verlengd werd om een face-to-face contact te eisen tussen de zorgverlener en zijn Medi-Cal patiënt.

De Amerikaanse staat Oklahoma keurde een wet goed waarmee het State Department of Health gemachtigd werd om subsidies toe te kennen aan openbare ziekenhuizen of zorginstellingen, die programma's wilden aankopen of ontwikkelen voor het leveren van medische zorgdiensten via telegeneeskunde. Het subsidieprogramma wilde daarmee een bijdrage leveren in de ontwikkeling van telegeneeskundeprogramma's die invloed zouden hebben op:

  1. Het versterken van de gezondheidsvoorzieningen op het platteland;
  2. Het uitbreiden van het dienstenaanbod naar het platteland;
  3. Het aanbieden van betere toegang tot patiënten op het platteland;
  4. Het terugdringen van het aantal patiëntverplaatsingen naar stedelijke gebieden;
  5. Het bevorderen van de economische ontwikkeling van het platteland;
  6. Het verlagen van de kosten van medische zorg.

De Amerikaanse staat Georgia stemde de Georgia Telehealth Law, waardoor particuliere verzekeringsmaatschappijen verplicht werden om dekking te bieden voor telegeneeskunde-diensten, als diezelfde diensten gedekt werden bij persoonlijk contact. M.a.w. dat geen enkele verzekeringspolis mocht een 'face-to-face'-contact afdwingen voor de vergoeding van medische zorg. Daarmee was Georgia een van de eerste staten in de VS die een wettelijke betalingspariteit oplegde voor telegeneeskunde en telegezondheidsdiensten.

De Britse neuroloog John Craig van het Royal Victoria Hospital in Belfast, publiceerde in de Journal of Telemedicine and Telecare het artikel 'Introduction to the Practice of Telemedicine', waarin hij twee voorwaarden aanhaalde voor het gebruik van telegeneeskunde:

  • als er geen alternatief was (bijvoorbeeld in noodsituaties in afgelegen omgevingen),
  • als het beter was dan bestaande conventionele diensten (bijvoorbeeld teleradiologie voor landelijke ziekenhuizen)