De Wireless Medical Telemetry Service (WMTS) uit de Verenigde Staten werd door de Federal Communications Commission (FCC) specifiek omschreven voor de overdracht van de gezondheidsgegevens van patiënten. De dienst werd in 2000 opgericht omwille van interferenties, die een gevolg waren van de opstart van digitale televisie. De gedefinieerde banden waren 608-614MHz, 1400MHz en 1395-1427-1432MHz. Maar die bandbreedtes werden internationaal niet aanvaard, zodat men in andere landen meerdere apparaten niet kon verkopen of gebruiken. Omwille van deze redenen, maar ook als aanvulling voor de WMTS, ontwikkelden heel wat fabrikanten toestellen die de gegevens via Industrial Scientific Medical (ISM)-bandbreedtes konden verzenden, zoals 902-928MHz, en meer in het bijzonder 2,4-2,5 GHz, vaak met behulp van IEEE 802.11 of Bluetooth.
Het in de Verenigde Staten in 2000 opgestarte Biomedical informatics Research Network (BIRN) was een initiatief van de National Institutes of Health Initiative. Het voorzag in een kader van mensen en in een grid van supercomputers voor gedistribueerde samenwerking in de biomedische wetenschap. Vanaf 2005 bestond de BIRN uit een consortium van 19 universiteiten en 26 onderzoeksgroepen. BIRN had drie testprojecten over beeldvorming van menselijke neurologische aandoeningen.
In de Verenigde Staten elimineerde hoofdstuk 93 van de Statuten van de Budget Trailer Bill 2000 de voor 2001 voorziene einddatum van de dekking en de terugbetaling van Medi-Cal en veranderde het in een permanente dekking van telegeneeskunde.
Nog in de Verenigde Staten werd de dekking en terugbetaling van telegeneeskunde uitgebreid naar het Medicare-programma.
In de Verenigde Staten organiseerde men van 15 tot 17 oktober het eerste symposium ‘How to Build a Telemedicine Program’.
Op 30 mei 2000 publiceerde de Franse regering een ministeriële circulaire over l'Hospitalisation à Domicile (HAD), die betrekking had op de thuishospitalisatie van patiënten met ernstige, acute of chronische, progressieve en/of instabiele aandoeningen. Bij het ontbreken van een dergelijke dienst moesten die patiënten worden opgenomen in een zorginstelling. Als direct voordeel streefde de HAD naar een verbetering van het patiëntencomfort en dat in betere gezondheidsomstandigheden. Het zorgde ervoor dat, daar waar thuiszorg mogelijk was, de hospitalisatie in acute en revalidatiecentra voorkomen of verkort kon worden. Deze patiënten vereisten een complexe zorg, geformaliseerd in een klinisch en psycho-sociaal behandelingsplan:
Coördinatie van de zorgen
Minstens 1 wekelijkse medische evaluatie, waarbij de klinische toestand van de patiënt de frequentie van medisch toezicht bepaalde.
Quasi dagelijks verpleegkundige zorgen of minder frequente verpleging, met quasi dagelijks kinesitherapie-interventies, waaraan ook logopedie, psychologische behandeling, sociale zorg... kon toegevoegd worden.
Patiënten die niet tot HAD werden toegelaten:
Zij die enkel niet-gecoördineerde zorgverstrekking nodig hadden.
Zij die verzorgd werden door thuisverpleegsters.
Zij die een high-tech behandeling nodig hadden in een zorginstelling.
Zij die als ondersteunend middel van ademhaling- of nierfalen, enterale of parenterale voeding nodig hadden.
HAD-patiënten konden genieten van verschillende behandelingsmethoden, die naargelang hun gezondheidstoestand in drie categorieën waren onderverdeeld:
De episodische zorg werd gedefinieerd als een technische en complexe zorg, voor patiënten met een niet-gestabiliseerde aandoening, ondersteund voor een vooraf bepaalde duur. Deze zorg kon vaak herhaald worden (bijvoorbeeld chemotherapie).
De continue zorg verzamelde voor een niet vooraf bepaalde tijdsperiode de min of meer complexe technische verzorging, verpleging, ondersteuning en onderhoud van het leven tot aan de laatste fase. Ze betrof patiënten met een evoluerende ziekte.
Thuisrevalidatie met een vooraf bepaalde tijdsperiode was bedoeld voor patiënten na een acute fase van neurologische, orthopedische, multipele of hartpathologie. Om de verschillende vormen van verblijf in HAD te beschrijven, waren er verschillende indicatoren: de afhankelijkheid van de patiënt (Karnofsky-index), de duur van de verzorging en de interventietijd van de kinesisten.
Samen met de afhankelijkheid van de patiënt en zijn gezondheidstoestand stipuleerde deze verblijfsbepaling ook de verschillen in zorgbelasting, afhankelijk van de geleverde zorg. Hoewel tumoren meer dan de helft van de toelating tot de HAD (53%) vertegenwoordigden, werden ook tal van andere ziekten ondersteund:
Chemotherapie, pijnbehandeling, immunotherapie, radiotherapie,
Orthopedische en neurologische revalidatie,
Parasitaire infectieziekten,
Ziekten van het zenuwstelsel,
Ziekten van de bloedsomloop,
Zwangerschap, bevalling en de gevolgen van gecompliceerde bevallingen,
Endocriene ziekten, enterale en parenterale voeding
Ziekten van het ademhalingsstelsel,
Ziekten van het darmstelsel.