In 1986 werd de Sportgeneeskunde in Nederland als sociaal-geneeskundig specialisme erkend. De eerste officieel opgeleide, geregistreerde sportarts was Gee van Enst (1945-). De opleidingsduur voor de sportgeneeskunde was vier jaar en een half.
Het grote succes van de Sportgeneeskunde had ook minder fraaie kanten. Een bekend voorbeeld hiervan was Armin Klumper (1935-) uit Freiburg, die zich uitgaf als sportarts maar eigenlijk radioloog was van opleiding. In de jaren 1970 begeleidde hij heel wat Duitse topsporters, maar hij viel door de mand toen de Duitse zevenkampster Birgit Dressel (1960-1987) stierf.
De Duitse sportarts Wildor Hollmann (1925-) en de Duitse arbeidsgeneesheer Theodor Hettinger (1922-1994) startten met het registreren van de zuurstofopname en kooldioxide-uitscheiding tijdens een partijtje tennis met gelijktijdige vermelding van het energieverbruik in kcal of kJ en gebruikten daarvoor de draagbare ergospirometer van het Italiaanse bedrijf Cosmed.
Een enorme Tissot spirometer om zeer hoge ventilatiewaarden te valideren tijdens inspanningsproeven.
Constant volume plethysmograaf van het Amerikaanse bedrijf MedGraphics.
De afdeling Sportgeneeskunde van de Justus Liebig University Giessen deed ergospirometrie onderzoek bij roeiers met de Oxycon van de Nederlandse firma Mijnhardt, waarbij de minuutventilatie en de O2 en CO2 concentraties geregistreerd werden.