Op de niet-officiële Olympische Spelen van 1906 in Athene werd de Duitse ploeg voor het eerst sportgeneeskundig begeleid en werd er wetenschappelijk onderzoek gedaan. Ferdinand-August Schmidt (1852–1929), de verantwoordelijke arts van het Duitse team, liet zelfs een RX-apparaat naar Athene overbrengen om de hartvergroting tijdens inspanning te onderzoeken.
De Duitse fysioloog Georg Friedrich Nicolai (1874-1964) was de eerste sportarts die via ECG de hartvergroting bij sporters bestudeerde.
Valentin Hauy (1745-1822), een medewerker van het Franse Ministerie van Buitenlandse Zaken, startte in 1784 een opleidingscentrum voor blinde masseurs.
Het doel was om blinden een economische en sociale positie te verschaffen, hij ging er immers vanuit dat een blinde door zijn handicap beter geoefend was in het voelen en palperen van spieren en daardoor een professionele voorsprong hadden op ‘zienden’. In 1906 werd onder leiding van de blinde Franse arts Felicien Fabre officieel de eerste ‘Ecole Valentin Hauy’ geopend en datzelfde jaar werd ook ‘l’Association Valentin Hauy’ boven het doopvont gehouden, die nadien een hele reeks scholen opstartte.
Professor Hendrik Zwaardemaker (1857-1930), hoogleraar fysiologie aan de Universiteit van Utrecht was de promotor van 'Over den invloed van het Wielrijden op de werking van het hart', het eerste Nederlandse proefschrift verdedigd door Anthonie Hendrik van den Berg (1870-1941).