De Franse arts Fernand Lagrange (1845-1909) benadrukte de grote waarde van lichaamsoefeningen en stelde:
“Het toepassen van lichaamsoefeningen wordt niet voldoende door fysiologische noties geleid."
Eigenlijk startte hij op die manier met een primaire vorm van ‘Sportgeneeskunde’.
Hij was ervan overtuigd dat de fysieke ontwikkeling begon bij de ontwikkeling van de longen en dat de ademhalingstest het criterium bij uitstek was om de waarde van een oefening te bepalen.
Als expert van het ministerie reisde hij naar Zweden, Duitsland, Zwitserland en Oostenrijk om er de verschillende methodes te bestuderen.
Enkele van zijn belangrijkste werken:
De Duitse scheikundige Wilbur Olin Atwater (1844-1907) werd vooral bekend om zijn onderzoek naar humane voeding en metabolisme.
Hij emigreerde naar de Verenigde Staten en bestudeerde er de ademhaling en het metabolisme zowel bij dieren als bij mensen en daarvoor ontwikkelde hij de respiratiecalorimeter. Ondanks het jaarlijks gebruik meer dan tienduizend USD kostte werd het toestel beschouwd als een droomproject van de negentiende eeuw. De calorimeter was een grote hulp voor de studie van voedingsanalyse, dieet-evolutie, energieconsumptie tijdens inspanning en voedselopname. Het registreerde de menselijke metabolische balans door de analyse van de hitteproductie en het metabolisch bereik bij mensen die een bepaalde fysieke activiteit uitoefenden. Met dit toestel kon de bewegingsleer van het metabolisme gekwantificeerd worden en kon de balans tussen de output van energie en voedselinname gemeten worden.
De resultaten van de caloriemeter van Atwater beïnvloedden meerdere domeinen van de Amerikaanse levensstijl. Maar het meest belangrijke was dat de calorimeter een immense invloed had op het groeiend besef van de voedingscalorie als meeteenheid voor zowel consumptie als metabolisme. Atwater omschreef het belang van de calorie als een middel om de efficiëntie van een dieet te bepalen. Hij stelde dat verschillende voedseltypes verschillende hoeveelheden energie produceerden. Hij beklemtoonde het belang van een goedkoop en efficiënt dieet dat in plaats van koolhydraten meer proteïnen en groenten bevatte.
Atwater bestudeerde ook het effect van alcohol op het lichaam en kwam tot de vaststelling dat mensen hitte produceerden uit alcohol, zoals ze ook hitte genereerden uit koolhydraten. Na het beëindigen van zijn onderzoek, concludeerde Atwater dat de Amerikanen veel te veel vet en zoetigheden consumeerden en veel te weinig oefenden.
In 1882 keerde hij terug naar Duitsland, waar hij in het labo van Carl von Voit (1834-1908) het metabolisme van zoogdieren bestudeerde.
Zijn opvolger Francis Gano Benedict (1870-1957) vervolgde de weg die Atwater had uitgetekend en gebruikte de respiratiecalorimeter voor het verdere onderzoek van metabolisme en andere lichaamsprocessen.
Benedict bestudeerde de wisselende metabolisme-rates van kinderen, atleten, studenten, vegetariërs, Maya indianen en normale volwassenen.
Hij ontwikkelde zelfs een calorimeter die groot genoeg was om gedurende lange tijd twaalf meisjes te herbergen.
Zijn grootste verbetering was de uitvinding van draagbare respiratiecalorimeters.
De geneeskunde evolueerde razendsnel en de toestellen werden steeds geraffineerder. Zo was er bijvoorbeeld een spirometer die niet alleen de uitgeademde lucht registreerde maar gelijktijdig ook de borstbewegingen en de verlopen tijd.