Wegens het gebrek aan sensitiviteit van de rheotoom vond de Franse arts Gabriel Lippmann (1845-1921) de 'capillaire elektrometer' uit. Het toestel bestond uit een dunne glazen buis met kwik op de bodem en daar bovenop verdund zwavelzuur. Een verandering in elektrische lading wijzigde de oppervlaktespanning van het kwik, waardoor het kwikniveau in de capillaire buis op en neer bewoog. De kwik-meniscus (= holle-bolle lens) bewoog met de wisselende elektrische potentialen en werd via een microscoop geobserveerd. Lippmann was een veelzijdig wetenschapper, maar is vooral bekend voor zijn bijdragen aan de optica en de elektriciteitsleer. Zo bestudeerde hij de relatie tussen elektrische en capillaire verschijnselen en construeerde hij op basis van dit onderzoek een eigen galvanometer en een zeer gevoelige elektrometer, waarmee de eerste ECG's werden gemaakt.
De hier getoonde 'capillaire galvanoscoop' van Lippmann gebruikte hetzelfde principe als de toestellen van de Britse fysioloog Augustus Waller (1816-1870) en de Nederlandse arts Willem Einthoven (1860-1927), maar had een lichtjes verschillende configuratie. Een kleine druppel kwik in de horizontale capillaire buis bewoog onder invloed van een door twee elektroden veroorzaakt elektrisch veld. Het toestel werd geleverd met een glazen schaal voor projectie.
Louis Alexandre de Saint-Germain (1835-1897), hoofd van de afdeling Orthopedie in het Parijse l’Hôpital des Enfants Malades startte een sportschool voor de behandeling van spinale misvormingen.
De Franse neuroloog Joseph-Marie-Alfred Béni-Barde (1834-1919) wordt zowat als de vader van de hydrotherapie beschouwd. Hij werd tot directeur benoemd van het hydrotherapie-instituut van Auteuil en door l'Académie de Médecine gelauwerd als laureaat.
In 1874 publiceerde hij ‘Traité théorique et pratique d'hydrothérapie’ dat hij van heel wat illustraties voorzag.