In Franse gevangenissen werden lijfstraffen gegeven waarbij de gevangenen een ganse dag op een loopband moesten lopen om bijvoorbeeld graan te malen.
Het open-circuit systeem voor het bepalen van de CO2-productie dat door de Duitse fysioloog Carl von Voit (1831-1908) en de Duitse scheikundige Max von Pettenkofer (1818-1901) ontwikkeld werd.
Een andere respiratiekamer ontwikkeld door de Duitse fysioloog Carl von Voit (1831-1908) en de Duitse scheikundige Max von Pettenkoffer (1818-1901), specifiek voor onderzoek op dieren.
Deze vroege vormen van isometrische push en pull dynamometers werden door de Amerikaanse arts Jay Webber Seaver (1855-1915) gebruikt, die als een van de pioniers van de antropometrie beschouwd wordt.
Ook de Amerikaanse gymnastiekleraar Edward Hitchcock (1828-1911) en de Iers-Amerikaanse opvoeder Dudley Allen Sargent (1849-1924) die in Harvard expert was in antropometrie gebruikten ze heel frequent.
Max von Pettenkofer (1818-1901), een chemicus en hygiënist uit Beieren, ontwikkelde een respiratie-apparaat, dat naar hem genoemd werd.
De kamer van 12,7m³ was groot genoeg voor een verblijf van minstens 24 uur. Een pomp ventileerde via een gasmeter continu verse lucht met een volume van 15 tot 75m³/uur gemeten. Continu werden ook staaltjes van de inkomende en uitgaande lucht afgenomen. Zwavelzuur absorbeerde de waterdamp, bariumhydroxide de koolstofdioxide die later getitreerd werd. Hij publiceerde zijn bevindingen in 'Ueber die Respiration' in 'Annalen der Chemie und Pharmacie, Supplement 2: 1-52'. Pettenkofer vreesde dat een masker of mondstuk met respiratoire kleppen kon interfereren met de natuurlijke ademhaling en was geobsedeerd door de idee dat sommige slecht riekende en mogelijk toxische, vluchtige stoffen in de uitgeademde lucht zouden afgegeven worden en in een gesloten systeem konden accumuleren in het nadeel van de proefpersoon. De kosten van zijn kamer werden door Koning Maximiliaan II van Beieren (1811-1864) gedragen.
De Franse Professor Jean Martin Charcot (1825-1893), grondlegger van de neurologie, werd in 1862 tot hoofd van het Parijse Hospice de la Salpêtrière benoemd. Op twintig jaar tijd transformeerde hij 'le Versailles de la misère' naar een internationaal en modern ziekenhuis. In 1882 startte hij als eerste een leerstoel neurologie en psychiatrie en een van zijn bekendste leerlingen was Sigmund Freud (1856-1939), die zich van oktober 1885 tot februari 1886 bij hem specialiseerde. Charcot ontwikkelde ook totaal nieuwe therapieën zoals elektrotherapie, hypnose, bewegingsrevalidatie en hydrotherapie. Hiervoor koos hij La Malou-les-Bains uit, dat uitgroeide tot een keurcentrum voor de behandeling van neurologische aandoeningen en een van de allereerste centra voor revalidatie was. Het centrum La Malou, wat het dialect is voor ‘pijn’, was al bekend voor de behandeling van chronische myelitis.
Ook de Duitse arts Carl von Voit (1831-1908) onderzocht het menselijke energiemetabolisme en ook hij ontving van Koning Maximiliaan II van Beieren (1811-1864) financiële ondersteuning voor de bouw van een caloriemeter.
De calorimeter bestond uit een kamer voor een
enkele proefpersoon. Voor het bepalen van de luchtstroom was zij met een industriële
gasmeter uitgerust en met kleinere gasmeters die
constant staaltjes lucht namen voor het meten van de koolstofdioxide, die door bariumhydroxide was neergeslagen.
Het toestel werd aangedreven door een stoommachine met katrollen
en heen en weer gaande pompen. Voit concludeerde dat de massa en de
capaciteit van de lichaamscellen de totale hoeveelheid metabolisme
bepaalden. De menselijke behoefte aan proteïnen is afhankelijk
van de schrale weefselmassa en die voor vetten en koolhydraten van het uitgevoerde mechanische werk, waarmee hij de observaties van de Franse wetenschapper Antoine Lavoisier (1743-1794) uitbreidde.
Het schilderij 'Samson op de loopband' uit 1863 van de Deense schilder Carl Bloch (1834-1890).
In zijn thesis ‘Du Massage, son historique, ses manipulations, ses effets physiologiques et thérapeutiques’ deelde de Franse arts Jacques Estradère (1833-1919) de massage in twee verschillende activiteiten. De hygiënisch massage diende om de gezondheid in een gezond lichaam te behouden of te verbeteren, de therapeutische massage was gereserveerd voor het zieke lichaam dat de steun en aanwezigheid van een arts vereiste.
Estradère was de eerste auteur uit de medische wereld die een hiërarchisch geheel presenteerde van handmatige en instrumentale manipulaties die uiteindelijk de massage vormden.
Edward Frankland (1825-1899), een in Duitsland opgeleide Londense scheikundige en schoonbroer van de Duitse fysioloog Adolf Fick (1829-1901), bevestigde diens conclusies en die van de Duitse chemicus Johannes Wislicenus (1835-1902). Door de ureum- en hitteproductie tijdens een complete oxidatie van verschillende voedselsoorten te meten bewees Frankland dat niet de proteïnen maar wel de koolhydraten en vetten energie leverden.
Gelijkaardige resultaten werden door de Duitse chemicus Moritz Traube (1826-1894) gerapporteerd, wiens thesis uit 1861 verklaarde dat niet het spierweefsel de brandstof voor oefening leverde en dat spierkracht niet met ureumproductie kon bereikt worden. De bewering van Justus von Liebig (1803-1873) dat proteïnen als eerste bron voor spierkracht dienden werd dus de mond gesnoerd door de experimenten van Smith, Fick en Wislicenus, Frankland en Traube.