Na grondig onderzoek publiceerde de Duitse scheikundige Justius von Liebig (1803-1870) dat niet koolstof en waterstof in het lichaam verbrandden, maar wel eiwitten, koolhydraten en vetten. In zijn oorspronkelijke theorie stelde Liebig dat zuurstof de verbranding veroorzaakte van vet en koolhydraten, het afbreken van eiwitten daarentegen gebeurde volgens hem via spieractiviteit.
De Deen Edvard August Scharling (1807-1866), Professor Chemie aan de Universiteit van Kopenhagen, wilde nagaan hoeveel koolstofdioxide een mens dagelijks uitademde. Voor het bekomen van een zo nauwkeurig mogelijk resultaat deed hij gasmetingen in uitzonderlijke condities:
Met directe metingen en niet door de analyse van het voedsel zoals Justius von Liebig (1803-1870);
Gedurende een behoorlijk lange tijd;
Onder bijna natuurlijke activiteitscondities.
Hiervoor ontwikkelde Scharling een kamer van 1m³ die geschikt was voor onderzoek op mensen. Ze werd met een luchtpomp geventileerd en voor de absorptie van de koolstofdioxide werd de lucht door een kaliumcarbonaat-oplossing geleid. Scharling deed meerdere experimenten, bij een ervan moest een 30-jarige man zo lang mogelijk een zware ijzeren staaf tillen tot hij ervan zweette waarbij hij telkens een hoeveelheid koolstofdioxide produceerde die het drievoud was van die in rust.
De Duitse fysioloog Emil Dubois-Reymond (1818-1896) beschreef het 'actie-potentiaal' dat iedere spiercontractie begeleidt. Hij ontdekte het in een rustende spier aanwezige kleine voltagepotentiaal en noteerde dat die verminderde bij een spiercontractie.
Om dit te bereiken ontwikkelde hij één van de meest gevoelige galvanometers uit die tijd. Zijn 'Rheotome' had een spoel van vijf km draad met 24.000 omwentelingen en een switch met twee posities.
De Franse arts Louis Denis Jules Gavarret (1809-1890) en de Franse Professor Pathologie Gabriel Andral (1797-1876) toonden als eersten aan dat de bloedsamenstelling veranderde afhankelijk van de pathologische toestand van de proefpersoon. Hun onderzoek benadrukte de waarde van het chemisch bloedonderzoek voor het bevestigen van een diagnose.
Hiervoor plaatsten zij een koperen masker met rubberen randen op het gelaat. Binnen het masker zaten kleppen die het uitademen in de lucht van de proefpersoon verhinderden. Een buis was aan een reeks glazen globes gekoppeld waarin een vacuüm gecreëerd werd alvorens het experiment startte. De uitgeademde lucht werd via afzuigen gecollecteerd en daarna werd uit deze lucht koolstofdioxide geabsorbeerd en werd de gewichtstoename van de absorptieketen bepaald.
In 1845 verscheen het boek 'Physical Education and Preservation of Health' van John Warren (1778-1856), chirurg aan de Amerikaanse Harvard University. Datzelfde jaar stond hij mee aan de wieg van de Amerikaanse beweging voor lichamelijke opvoeding. Warren legde uit:
"Het is een algemene wetmatigheid dat de gezondheid tot op latere leeftijd bewaard kan blijven door gunstige zaken te gebruiken en schadelijke te vermijden. De meeste ziekten zijn het gevolg van een schending van de natuurwetten, soms het gevolg van onwetendheid maar vaker van onoplettendheid.''
Hij was een van de oprichters van de New England Journal of Medicine en was de derde president van de American Medical Association. Hij was de eerste decaan van de Harvard Medical School en een van de oprichters van het Massachusetts General Hospital.