De Duitser Friedrich Jahn (1778-1852) werd bekend als 'De vader van de gymnastiek'. In 1810 verscheen hij op de fysieke cultuurscene en zijn ideeën verspreidden zich vrij vlug over Europa en Amerika. In 1811 opende hij in Berlijn zijn eerste Turnplatz, een openlucht-gymnasium. In 1816 publiceerde hij 'Die Deutsche Turnkunst', een boek gewijd aan zijn turnsysteem. Naast zijn bijdragen aan fysieke cultuur, was Jahn de uitvinder van de voltige en van de horizontale en parallelle baren en promootte hij het gebruik van gymnastische ringen. De fysieke cultuurfestivals die hij sponsorde trokken liefst dertigduizend liefhebbers, maar de essentie en het einddoel van zijn turnmethodes waren vooral praktisch en functioneel, niet artistiek. Hij pleitte voor de praktijk van de traditionele natuurlijke bewegingen zoals hardlopen, balanceren, springen en klimmen.
De Zweedse gymnastiekleraar Per Henrik Ling (1776-1839) ontwierp een omvangrijk systeem, dat naast pedagogische, militaire en esthetische ook uit medische gymnastiek bestond. In het door hem opgerichte Centraal Gymnastiek Instituut van Stockholm werden vanaf 1813 heel wat patiënten met medische gymnastiek behandeld voor verschillende aandoeningen. Afwijkingen van het houdings- en bewegingsapparaat, zoals krommingen van de ruggengraat en spiercontracturen maar ook verschillende 'chronische ziekten', zoals scrofulosis, gastritis, longemfyseem of stoelgangproblemen. Lings systeem werd wijd verspreid en hijzelf stichtte ‘The Royal Central Institute of Gymnastics for massage, manipulation and excercise'.
In 1913 onderzocht de Engelse arts William Prout (1785-1850) de gasuitwisseling tijdens militaire marsen, maar hij bereikte geen overtuigende resultaten.
In het Victoriaanse tijdperk ontwikkelde de Britse ingenieur Sir William Cubitt (1785-1861) de gevangenisloopband. Die loopband was speciaal ontworpen voor gevangenen, die een rad moesten draaien om maïs te malen of om water op te pompen.
De Spanjaard Francisco Amoros (1770-1840) stichtte een militaire gymnastiekschool in Madrid, maar verhuisde naar Parijs waar hij in 1819 de gymnastische civiele en militaire school stichtte.
In 1830 publiceerde hij ' Education Physique, Gymnastique et Morale'. Nadat hij zijn legerfunctie wegens malversaties moest neerleggen opende hij in Parijs een populaire turnhal voor burgers en werd hij de initiator van de lichamelijke opvoeding in Frankrijk en Spanje.
De grote Regnier Isometric Dynamometer werd geleverd met accessoires waarmee men niet alleen de kracht van de handen kon meten, maar ook de kracht van de lage rug.