In 1553 publiceerde de Spaanse arts Cristobal Mendez (1500-1562) zijn eerste boek 'El Libro del Ejercicio Corporal y Sus Provechos', dat zich uitsluitend op lichaamsbeweging en de voordelen ervan richtte. In het boek werden oefeningen, spelletjes en sport vanuit medisch oogpunt geclassificeerd, geanalyseerd en beschreven en werd advies gegeven over het voorkomen en herstellen van blessures die het gevolg waren van fysieke bezigheden. Verschillende hoofdstukken gaven zelfs specifiek advies voor vrouwen, kinderen en ouderen. Zo poneerde Mendez:
"De arts moet het leven van zijn patiënt organiseren en de zogenaamde onnatuurlijke dingen zoals eten en drinken, ontlasting en geheugen, slapen en ontwaken, beweging en rust regelen, en de hartstochten van de ziel en de wijziging van de lucht."
Verder voerde hij aan dat
"Als we gebruik maken van oefeningen onder de voorwaarden die we zullen beschrijven, verdient het torenhoge lof als een gezegend geneesmiddel dat in hoog aanzien moet worden gehouden."
De Poolse Professor Joseph Struthius (1510-1568), de lijfarts van de Hongaarse koningin Isabella Jagiellonica (1519-1559) en van de Poolse koning Sigismund Augustus (1520-1572), doceerde Geneeskunde aan de Universiteit van Padua. Als eerste presenteerde hij een grafische afbeelding van de pols en introduceerde hij het concept van een toestel dat de pols mechanisch kon registreren. In zijn 366 pagina's tellende monografie 'Sphygmicae artis iam mille ducentos annos perditae et desideratae Libri V' beschreef hij zijn ervaringen met de pols. Het werk besloeg vijf boeken met types pols, hun diagnose, hun etiologie en hun prognostische waarde als onderwerp. Na de Grieken introduceerde hij de definitie van de pols:
"De pols is een functie die begint bij het hart als de arteriën door de diastole en systole in beweging zijn…."
Heel precies omschreef hij de palpatiemethode van de pols, maar het meest innovatieve was dat hij lichte voorwerpen gebruikte voor het observeren van de bewegingen van arteriën. Hij maakte de onderverdeling tussen een eenvoudige en een complexe pols. De beschrijving van het eerste type was gebaseerd op de omvang van de systole, de kwaliteit van de beweging, de lengte van de pauze, de kracht van de pols en de kwaliteit van de arterie. Alles samen onderscheidde hij vijftien types van eenvoudige pols. Hij beschreef ook de invloed van warmte op de pols.
Om water uit de mijnen te draineren werden mensen ingezet die op een loopband moesten lopen.
De Franse arts Hiérosme de Monteux de Méribel (1495-1560) publiceerde 'Commentaire de la conservation de la santé et de la prolongation de la vie', waarin hij de lichaamsbeweging promootte om ziekten te genezen.
De Duitse arts Georg Pictorius (1500-1569) schreef ‘Hantbüchlein von den sieben Dingen, so die Arzt natürlich Ding benennet’ (Handboek van de zeven dingen die een arts natuurlijk noemt) gebaseerd op medische geschriften uit de oudheid, maar dat ook nieuw ontwikkelde raadgevingen bevatte.
Een ander belangrijk werk was ‘Das Badenfahrt-Büchlein’ uit 1560 met een beschrijving van de balneotherapie in 38 verschillende heilbaden. De balneotherapie (afgeleid van het Latijnse balneum, wat ‘bad’ betekent) is het behandelen van ziekten met baden, vooral in zogenaamde spa’s. Hoewel het verschilt van de hydrotherapie zijn er toch overlappingen. Balneotherapie kan in warm of koud water gebeuren, bestaat uit massage in bewegend water, uit relaxatie of stimulatie. Vele spa’s zijn rijk aan mineralen (natrium, magnesium, calcium, ijzer, arsenicum, lithium, kalium, mangaan, broom, iodium, silicium dioxide, zwavel, selenium of radium) die door de huid kunnen opgenomen worden. Ook wordt regelmatig medische klei gebruikt, de gekende 'fangotherapie'. De term ‘balneotherapie’ wordt gebruikt voor elke spa-behandeling, met inbegrip van het drinken van het water en het gebruik van warme baden en natuurlijke stoombaden, evenals het gebruik van verschillende modder- en zandsoorten voor hete toepassingen. Balneotherapie wordt bij een hele reeks ziektes aanbevolen, zoals artritis, huidziekten en fibromyalgie.
Op het schilderij ‘De Toren van Babel’ van Pieter Breugel de Oude (1525-1569) is een dubbele loopband te zien waaraan een kraan bevestigd was.
In 1569 publiceerde de Italiaanse arts en fysicus Hieronymous Mercurialis (1530-1606) zijn 'Libri de arte gymnastica’, waarin hij niet alleen een overzicht gaf van de geschiedenis van lichaamsoefeningen uit de oudheid, maar waarin hij ook dieper inging op het geneeskundig aspect van lichaamsbeweging. Zonder twijfel de meest grondige en meest gedenkwaardige publicatie in zijn soort die zes keer herdrukt werd. Door het citeren van artsen uit de oudheid en door het geven van heel wat nuttige adviezen betwistte Mercurialis de verkeerde veronderstelling dat een gezond persoon geen oefening nodig had. Hij was ook voorstander van het matigen bij sportwedstrijden. Hij vestigde de aandacht op de waarde van lichaamsbeweging in verband met gezondheid. Zijn werk wordt als het allereerste boek over sportgeneeskunde beschouwd.
Een van zijn citaten:
"Oefening is een bewuste en geplande beweging van het menselijk lichaam, die gepaard gaat met kortademigheid en gedaan wordt omwille van de gezondheid of de conditie ..."
Geïnspireerd door het werk van Andreas Vesalius (1514-1564) suggereerde de Italiaanse chirurg en anatoom Hieronymus Fabricius (1537-1619) (foto) dat de trekkracht van de spieren zich situeerde in de peesvezels. Het was pas met de uitvinding van de microscoop in 1660 door de Nederlandse anatoom Anthony Van Leeuwenhoek (1632-1723) dat men er zich bewust van werd dat ook de spieren uit vezels bestonden.
De Italiaanse arts en wiskundige Girolamo Cardano (1501-1576) schreef zijn 'Opus Sanitate tuenda’, dat niet alleen materiaal van eerdere auteurs bevatte maar ook op eigen ervaringen gebaseerd was, gezien hij als een van de weinige artsen zelf sport beoefende. Merkwaardig was wel dat hij de lang achterhaalde ideeën en verkeerde noties van Asclepiades (124-40 v.C.) niet betwistte. Die stelde namelijk dat lichamelijke oefening voor gezonde mensen was, maar niet voor zieken en herstellenden.
De Britse arts Timothy Bright (1551-1616) studeerde Geneeskunde aan de Universiteiten van Londen en Parijs. Hij hield praktijk in Ipswich, maar doceerde ook aan de University of Cambridge. In 1581 publiceerde hij zijn eerste boek ‘Hygieina’, waarin hij het belang van de voeding en lichaamshygiëne voor de gezondheid benadrukte. Hij omschreef voedingsproducten en dranken, gaf raad over de samenstelling van een maaltijd en aangepaste seizoensgebonden diëten maar ook aan klimatologische omstandigheden. Hij gaf ook de raad mee om te baden, oefeningen te doen en zich te laten masseren
Li Shizhen (1518-1593), een Chinese arts uit de Ming-dynastie, publiceerde elf boeken waaronder 'Binhu Maixue' een studie over de polsslag, met de beschrijving van 27 verschillende soorten pols.