WebiMed.net

Medische Informatie en Gezondheid

1001-1250

1020

Vooraleer de Germaanse volkeren een culturele hegemonie ontwikkelden in de Middeleeuwen, plaveiden Arabische artsen de weg voor de westerse geneeskunde met de ontwikkeling van de Islam. De meest opmerkelijke voorbeelden uit die periode vermengden Griekse en Arabische tradities om een nieuw geheel vormen. De Perzische filosoof en arts Ibn S'lna, ook bekend als Avicenna (980-1037), raadde in zijn boek ‘Kitabasch schifa’ (het boek van de heling) lichaamsbeweging aan. Hij ontwikkelde speciale oefeningen voor het herstel na koorts, zwakte, waterzucht, neurologische voetletsels, nierziekten, enz. Zelfs indien zijn adviezen weinig aandacht kregen, beïnvloedde hij toch de westerse geneeskunde van de volgende eeuwen. Volgens hem bestond het behoud van gezondheid uit het voorschrijven van oefeningen, uit voeding en uit slaap. Het oefenen omvatte drie delen: de spiermassage voor het oefenen, de oefening zelf en een koude bad erna. Hij verklaarde ook het extreme belang van fysieke oefeningen:

"Op het ogenblik dat we onze aandacht op regelmatig oefenen richten zowel in aantal als in tijd, zullen we ondervinden dat er geen behoefte meer is aan de geneesmiddelen die normaal nodig zijn om ziekten te genezen. Dit is van toepassing indien de rest van de behandeling geschikt en gepast is.

De waarde van de oefening omvat het volgende:

  1. Het sterkt de organen en maakt ze geschikt voor hun functie

  2. Het resulteert in een betere voedselabsorptie en de voeding verbetert door het verhogen van de aangeboren warmte,

  3. Het zuivert de poriën van de huid,

  4. Het verwijdert uitgeputte stoffen via de longen

  5. Het versterkt de lichaamsbouw.

Krachtig oefenen stimuleert de spieren en het zenuwstelsel.”


Avicenna benoemde vijftig verschillende soorten pols. De openingspassage van zijn epos 'Canon' luidde als volgt:

"Geneeskunde is de wetenschap waarbij de rangorde van het menselijk lichaam gekend is zodat alles wat overbodig is er door verwijderd of genezen wordt, met tot doel de gezondheid te bewaren of te herwinnen als ze afwezig is."

De kennis van de pols gaf een belangrijk beeld over de innerlijke werking van het menselijk lichaam. Ook de veranderingen van de water- en voedselkwaliteit konden volgens Avicenna tot een disharmonie van lichaamsvochten leiden. Als eerste toonde hij aan dat het bloed het hart binnenkomt en vervolgens door het hele lichaam wordt gepompt. Hoewel de Grieken, de Joden en de Christenen het bloed als ziel van het lichaam bestempelden, zei hij:

"Bloed is het vervoermiddel van voedingsmiddelen en afvalstoffen."

1242


De Syrische arts Ibn Al Nafis (1213-1288) beweerde dat de hartspier gevoed werd door de arteriën die er doorheen liepen en niet door het bloed van de hartkamer zoals Galen (129-216) beweerde. Hij beschreef zijn bevindingen in het boek 'Sharh Al Tashrih' en dat vierhonderd jaar voor de publicatie van de 'De Motu Cordis' van William Harvey (1578-1657). Ibn al-Nafis beschreef als eerste de pulmonale, de capillaire en de coronaire circulatie, waardoor hij de vader van de circulaire fysiologie beschouwd wordt maar ook als de grootste fysioloog uit de Middeleeuwen. Hij stelde dat de linker en de rechter ventrikel van elkaar gescheiden waren en samen met het hart en de longen de pulmonale circulatie (kleine bloedsomloop) vormden. Het bloed ging via de pulmonale arterie vanuit de rechter hartkamer naar de longen. In de longen werd het bloed in twee gesplitst, dun bloed filterde door de poriën van de pulmonale arterie en dik bloed bleef als voedsel in de longen. Het dunne bloed vermengde zich met lucht uit de trachea en ging via de wand de vene-achtige arteriën (pulmonale venen) in. Het dunne met lucht vermengde bloed bereikte de linker hartkamer, het centrum waar vitale spirit gevormd werd. De spirit bewoog vanuit de linker hartkamer naar de aorta en via de rest van de arteriën naar de weefsels. Hij suggereerde dus dat het bloed door de longwanden van de arteriën naar de venen bewoog.

1250

Tijdens bouwwerken in de Middeleeuwen moest de loopbandwerker stenen tillen naar de top van het gebouw. Het was een gevaarlijke baan, daarom werden alleen blinde mensen ingehuurd.

Middeleeuwen

Ongelukkig genoeg verminderde het belang van lichaamsoefeningen tijdens de donkere Middeleeuwen. De vooruitgang van de Geneeskunde was in die periode pover en de religieuze strengheid verhinderde elk onderzoek naar menselijke anatomie en fysiologie. Hierdoor bleef de door Hippocrates (460-370 v.C.) en Galenus (131-201) verklaarde empirische theorie van de vier lichaamssappen tot aan de Renaissance bestaan. Het Christendom veroordeelde een 'ongepaste' lichaamsverzorging. Ze werd dan ook niet meer toegepast en de monniken/artsen vonden bezweringen geschikter dan massage en gymnastiek, waardoor die in de vergetelheid geraakten. De hygiëne werd verlaten, de baden en de thermen werden verwoest en de lichaamsverzorging werd als een nutteloze luxe beschouwd. De manuele en de mechanische therapie kwam in handen van charlatans.

Toch refereerden Arnaldo de Villanova (1238-1311), Pietro de Abano (1257-1315) en Giovanni di Michele Savonarola (1385-1468) naar de concepten van Avicenna (980-1037). 


Arnaldo de Villanova (1235–1313) was een Spaanse alchemist, astroloog en arts. Na heel wat studiejaren in Montpellier en een verblijf aan het hof van Aragon trok hij naar Parijs waar hij een stevige reputatie opbouwde. Maar hij haalde zich de toorn van de geestelijken op de hals en moest noodgedwongen naar Sicilië vluchten, waar hij asiel kreeg. In 1313 nodigde de zieke Paus Clemens V (1264-1314) hem uit, maar hij stierf tijdens de reis naar Avignon. Hij vertaalde heel wat medische werken uit het Arabisch, waaronder die van Avicenna (980-1037), Qusta ibn Luqa (820-912) en Galenus (131-201). Hij ontdekte koolmonoxide en de zuivere alcohol.

Pietro de Abano (1257-1315) was een Italiaanse arts, filosoof en astroloog die aan de Universiteit van Padua Geneeskunde en Filosofie studeerde. Na een verblijf in Constantinopel en Parijs doceerde hij vanaf 1306 Geneeskunde en natuurfilosofie in Padua. Omdat hij zich sterk rationalistisch opstelde tegenover het miraculeuze en bovennatuurlijke (zo verklaarde hij onder meer de dood van Christus als een schijndood), werd hij als ketter veroordeeld. Hij stierf echter voordat de inquisitie het definitieve vonnis velde, niettemin werd zijn lijk opgegraven en verbrand.

Giovanni di Michele Savonarola (1385-1468) was een Italiaanse humanist, schrijver en wetenschapper en een van de meest gerenommeerde artsen uit zijn tijd. Van 1419 tot 1437 doceerde hij aan de Universiteit van Padua, maar nadien vestigde hij zich in Ferrare waar hij lijfarts werd van markies Nicolas III d’Este (1383-1441). Savonarola publiceerde heel wat werken, zijn belangrijkste was 'Pratica Maior. Pratica de egritudinibus a capite usque ad pedes'. Hij volgde de voetsporen van Pietro de Abano (1257-1315) en bestudeerde de Thermen van Abano, waarna hij 'De balneis et thermis naturalibus Italiæ' publiceerde waarin hij het thermalisme behandelde dat al sedert het Romeinse tijdperk in de streek van Padua beoefend werd.

Het was enkel dank zij de hernieuwde interesse in de auteurs van vroegere tijden dat de Geneeskunde tijdens het Humanisme een heropbloei kende en de denkbeelden, ontdekkingen en onderricht van de oude tijden verder ontwikkelden.