De eerste Olympiade veroorzaakte een omwenteling in het sportgebeuren. De winnaars van de verschillende nummers verzekerden zich van een sociale status die vergelijkbaar was met die van de huidige professionals. In de meeste gevallen werden ze trainer, coach of zelfs directeur van een gymnasium. Eens ze als trainer aanvaard werden moesten ze ook een expert zijn op het gebied van massage, dieet, fysische therapie en hygiëne. Langzaam maar zeker werden de trainer-coaches een belangrijke schakel in de ontwikkeling van atletiek en verenigden ze zich in gilden waarvan men lid moest worden.
De Indische arts Sushruta was een hevige voorstander van de tridosa doctrine
die hij aan de universiteit in Benares verdedigde tijdens zijn opleidingen Geneeskunde. Als eerste arts schreef hij oefeningen voor aan patiënten en raadde hij hen
aan om die dagelijks te doen, enkel op halve kracht want
anders konden ze dodelijk zijn. Bij zijn voorschrift hield hij ook rekening met de
leeftijd, de sterkte, de lichaamsbouw en de voeding van
de patiënt. Volgen Susruta maakten die oefeningen het
lichaam sterk, stevig,
compact en licht, versterkten ze de groei van ledematen en spieren, verzekerden ze een
betere spijsvertering en huidtint, verhinderden ze luiheid en verminderden ze de
kans op seniliteit. Ze waren absoluut
bevorderlijk voor een beter behoud van de gezondheid.
De fylosoof Pythagoras (570-490 vC), die zelf atleet was geweest, schreef als eerste uit de Griekse oudheid oefeningen voor om gezondheidsredenen. De oefeningen bestonden uit lange wandelingen, hardlopen, worstelen, discuswerpen en boksen.
Men neemt aan dat artsen als Hippocrates (460-370 v.C.) en Galen (129-216) de eerste beoefenaars van fysiotherapie waren. Op het Griekse basreliëf hierboven kan men duidelijk een schouderbehandeling met manuele therapie zien.
Een ander basreliëf uit die tijd, dat in het Museum van het Libische Cyrene bezichtigd kan worden, toont een schoudermassage.
De prent hierboven geeft weer hoe het er in de Romeinse badhuizen aan toe ging. De Romeinen gebruikten warm water voor het verlichten van pijnlijke aandoeningen en ze waren bekend om hun ingewikkeld systeem van openbare baden.
Vierhonderd jaar voor Christus gebruikten lccus van Taranto (5de eeuw v.C.) en later Herodotus (785-420 v.C.) lichaamsoefeningen en -manipulaties als hulpmiddel voor het herstellen van gezondheid.
Op basis van eigen ervaringen ontwierp de Griekse atleet lccus van Taranto (5de eeuw v.C.) een document over trainingsmethoden voor sporters, waarbij in het kader van uithoudingsvermogen niet alleen het belang van de juiste voeding werd vernoemd, maar ook de waarde van die oefening voor het behoud van een gezond lichaam. Iccus van Taranto was een Olympisch atleet Magna Grecia die wedstrijden won op de Olympische Spelen van 472 v.C. Hij wordt als de vader van de atletische voedingsleer beschouwd en zijn fysieke voorbereiding was gebaseerd op de ethisch-religieuze concepten van de Griekse filosoof Pythagoras (570-490 v.C.). Zo onthield hij zich voor de wedstrijden van geslachtsgemeenschap en at hij speciaal bereide schrale diëten.
De Griekse arts Herodicus van Knidos (5de eeuw v.C.) wordt nog steeds als de vader van de sportgeneeskunde beschouwd. Hij was de eerste die sport combineerde met geneeskunde. Lichamelijke activiteit had een prominente plaats in de oude Griekse cultuur en atletiek werd er niet alleen als een vorm van entertainment beschouwd, maar ook als een middel van opvoeding en zelf-verbetering. Herodicus probeerde zijn eigen ziekte, vermoedelijk tuberculose, te genezen door energiek te lopen en te worstelen, maar ook met stoombaden en massages en ontdekte een systeem van genezingsoefeningen, die Hippocrates (460-377 v.C.) sterk bekritiseerde in het zesde deel van zijn ‘Epidemieën’:
"Herodicus behandelde koortsachtige ziekten met rennen, worstelen en stoombaden, maar hij was volledig verkeerd gezien een koortsachtige toestand de vijand van zulke oefeningen is".
Ook Aristoteles (384-322 v.C.) uitte kritiek op de werkwijze van Herodicus:
"Hij maakt oude mannen jong en verlengt hun leven veel te lang."
Door de ontdekkingen van de filosofen kreeg de ‘sportgeneeskunde’ een nieuwe en belangrijke impuls. Krates van Thebe (365-285 v.C), een leerling van Diogenes (404-323 v.C), startte met dagelijkse wandelingen om de ziektes van zijn lever en milt te verbeteren.
De Grieken noemden kuuroorden asclepias, naar Asclepius, de god van de Geneeskunde.
Hippocrates (460-370 v.C.), de 'vader van de moderne geneeskunde', bevorderde het evenwichtsherstel van het lichaam om ziekte te verhelpen, en ondersteunde hydrotherapie als onderdeel van deze herbalancering. Hij besteedde heel wat tijd aan de behandeling van sportblessures, maar ook aan de prestatievoorbereiding van zijn atleten.
De artsen die de waarde van fysieke training voor het organisme als geheel en om gezondheidsredenen erkenden, werden steeds talrijker en zelfs Hippocrates (460-377 v.C.) nam het beste over uit de instructies van Herodicus. In zijn tekst over het naar hem genoemde dieet merkte hij op:
“Om gezond te blijven moet de volledige dag uitsluitend toegespitst zijn op manieren en middelen om de eigen kracht te verhogen en om gezond te blijven, en de beste manier om dat te doen is lichaamsbeweging".
In die voorbereiding was hij een grote voorstander van medische gymnastiek, massages, manuele therapie en hydrotherapie. De wetenschap van de sportgeneeskunde bloeide dan ook open tijdens het Romeinse Rijk, vooral bij de gladiatoren. Hij adviseerde oefeningen als een compenserende factor "tussen de kracht die men besteedt en diegene die men absorbeert". Hij raadde het voorschrijven van oefeningen aan, die zowel rekening hielden met de mogelijkheden van het individu als met het seizoen en hij bande excessen. Zijn pogingen tot rationalisatie werden echter beïnvloed door de overtuigingen uit die tijd, die gekenmerkt waren door de theorie van de vier primaire elementen lucht, water, aarde en vuur, waaruit iedere materie zou samengesteld zijn. Deze naar het menselijk lichaam getransponeerde wereldvisie leidde Hippocrates tot het ontwikkelen van zijn 'theorie van de vier lichaamssappen’: bloed, slijm, zwarte gal en gele gal, waarvan het evenwicht de gezondheid verzekerde en een onevenwicht de ziekte veroorzaakte.
Vandaag zijn de stellingen van Hippocrates actueler dan ooit:
"Alle functionele lchaamsdelen blijven het goed doen, blijven gezond en verouderen langzamer als er aan hen gematigde eisen worden gesteld. Bij passiviteit daarentegen verouderen ze snel en zijn ze vatbaar voor ziekten."
"Als we ieder individu de juiste hoeveelheid voeding en lichaamsbeweging geven, niet te weinig en niet te veel, hebben we de veiligste manier naar gezondheid gevonden."
Socrates (470-399 v.C) leerde zichzelf gymnastische dansen aan om beter te kunnen eten en slapen, maar ook voor het verbeteren van zijn
gezondheid waarvoor hij door zijn vrienden geplaagd werd.
De Griekse filosoof Plato (427-347 v.C.) noemde de geneeskunde een zusterkunst van de lichaamsbeweging en hij populariseerde ze dan ook intens.
De Chinees Bian Que (401-310 v.C.) was de eerste arts die zowel acupunctuur als polsdiagnose toepaste.
De Griekse wijsgeer Aristoteles (384-322. JC) voerde het begrip ‘juiste maatstaf’ in en adviseerde lichaamsbeweging voor de gezondheid en voor het vermijden van risico’s.
"We moeten voorkomen dat zowel het lichaam als de geest vermoeid worden, waardoor we eventuele nadelige effecten produceren: de werking van het lichaam schaadt de geest, de werking van de geest schaadt het lichaam"
Aristoteles zag het hart als
"De bron van alle beweging, gezien het hart de ziel met levensorganen linkt."
Een opmerkelijk precieze beschrijving van de cardiovasculaire fysiologie.
Praxagoras van Cos (340-? v.C.), de leermeester van
Herophilus van Chalcedon (335-280 v.C), voelde als eerste Griekse arts de pols om de gezondheidstoestand van zieken te observeren.
De Griekse arts Herophilos van Chalcedon (335-280 v.C.) was de eerste die een waterklok gebruikte voor het tellen van de menselijke pols, waardoor hij subtiele analyses maakte van ritme en hartslag. Door het gebruik van muzikale modellen bouwde hij een ritmisch polslexicon op, dat zo'n vijftien eeuwen standhield.
Omwille van zijn talrijke ontdekkingen beschouwt men de Griekse arts Erasistratus (310-250 v.C.) als de 'vader van de fysiologie'. Hoewel zijn opvattingen over lichaamsfuncties en ziekteoorzaken duidelijk verschilden met die van Sushruta en Hippocrates, schreef hij net als die twee matige lichaamsbewegingen voor, gymnastische activiteiten, dieet, zwemmen en beperkte medicatie-inname.
De
huidige loopband komt meer dan waarschijnlijk voort uit de Romeinse
Tread Mill kraan. Voor het tillen van zware
gewichten vervingen de Romeinen de lier in hun kranen door een
loopband. De mannen liepen in het wiel en omdat de loopband een grotere
diameter had, waren ze in staat om met de
helft van de bemanning het dubbele gewicht te tillen
De wetenschappelijke theorie over het therapeutisch effect van gezondheidsoefeningen, massage en beweging in water werd door Asclepiades van Bithynië (124-40 v.C.) bedacht, de eerste Griekse arts in Rome.
De Romeinse generaal en politicus Marcus Agrippa Vipsanius (63 v.C.-12 v.C), een vriend en schoonzoon van keizer Caesar Augustus (63 v.C.-14 n.C.), liet de Thermen van Agrippa bouwen, het eerste grote keizerlijke badhuis in de stad en ook het badhuis van de Porticus van Vipsania. In 25 v.C. startte hij de bouw van een laconicum, een heet zweetbad, dat bij het complex van het Pantheon hoorde. Speciaal hiervoor liet hij ook het Aqua Virgo-aquaduct bouwen, dat de thermen van stromend water voorzag. De jaren nadien werden de thermen voltooid. In het begin was het een privé-badhuis voor Agrippa, maar na zijn dood in 12 v.C. liet hij het na aan de Romeinse bevolking, zodat de burgers het gratis konden gebruiken.
Rond de thermen werden belangrijke kunstschatten verzameld. Het belangrijkste was Apoxyomenos, een beeld van een jonge atleet, die met een schraper het zweet van zijn arm verwijdert. Het bronzen beeld was door de beroemde Griekse beeldhouwer Lysippus van Sycion (4de eeuw v.C.) gemaakt en stond aan de ingang van het complex. In de thermen werden de atleten ook gemasseerd.