Max Danz (1908-2000) was een Duitse arts die in de jaren '20 lid was van turnvereniging TG Kassel en nadien naar Hessen Kassel overstapte. In die periode was hij in Duitsland ook een van de beste 400 en 800m lopers. Op de Universiade van 1930 finishte hij derde op de 800m, nadat hij al drie Duitse titels gewonnen had. In 1932 werd hij voor de Olympische Spelen van Los Angeles geselecteerd, maar hij moest de overtocht zelf bekostigen. Een scheur van de Achillespees strooide roet in het eten, waardoor hij forfait gaf. In 1934 stopte zijn sportcarrière. Hij studeerde Geneeskunde aan de Universiteiten van Berlijn en Marburg waar hij in 1937 afstudeerde. Hij specialiseerde zich in Inwendige Geneeskunde en aanvaardde een betrekking in Berlijn. Tijdens de tweede Wereldoorlog werd hij door de Wehrmacht opgeroepen maar gevangen genomen. In 1945 keerde hij terug uit krijgsgevangenschap en vestigde hij zich als privé internist in Kassel. Het jaar nadien organiseerde hij de eerste naoorlogse Duitse atletiekkampioenschappen. Hij is een van de stichtende leden van het Duitse Olympische Comité en de Deutscher Sport Bund. Van 1952 tot 1976 was hij Chef de Mission van de West Duitse Olympische Teams.
De Nederlander Sam Dunlop
(1908-1977) behaalde de tiende plaats met de tweemansbob op
de Olympische Winterspelen van 1936 in Garmisch-Partenkirchen. Hij studeerde af aan de Universiteit van Leiden en specialiseerde zich in de Medische Microbiologie. Zo werkte hij onder andere in het Rode Kruis
ziekenhuis Westeinde van Den Haag, maar in 1975 werd hij
directeur-bacterioloog van het Bacteriologisch Streeklaboratorium in
Goes. Twee jaar na zijn benoeming stierf hij aan longkanker.
De Nederlander Godfried Röell (1908-1934) werd geselecteerd voor het roeionderdeel twee zonder stuurman voor de Olympische Spelen van 1932 in Los Angeles. Hij studeerde af als arts maar stierf op 25-jarige leeftijd bij een ongeluk met zijn moto.
Gustav Schürger (1908-1969) won zilver met de Duitse waterpoloploeg op de Olympische Spelen van 1936 in Berlijn, waar hij de zes wedstrijden speelde. In 1934 had hij met het Duitse zevental ook zilver behaald op het EK. In totaal verzamelde hij 32 caps en bleek hij uit te groeien tot een groot speler. Nadat hij afstudeerde vestigde hij zich als huisarts in Nürnberg. Tijdens Wereldoorlog II werd hij als veldarts tijdens een bombardement aan het front zo zwaar gewond dat hij blind bleef. Na de oorlog zette hij zijn huisartspraktijk verder met de hulp van een asistente tot zijn jongste zoon Walter de praktijk in 1963 overnam.