In 1920, een jaar na de Revolutie van Lenin, bood Rusland als eerste land gezinsplanning aan. De restrictieve abortuswetgeving werd afgeschaft en voorbehoedsmiddelen werden gepromoot.
De Duits-Amerikaanse arts Ernst Gräfenberg (1881-1957) ontwikkelde het allereerste spiraaltje. Het had de vorm van een ring en was vervaardigd uit poil en opgerold zilver.
In 1981 koppelde men zijn naam aan gräfenbergplek of G-plek, de door hem 'ontdekte' erogene zone, en aan de vrouwelijke ejaculatie. Gräfenberg ontwikkelde ook de eerste ovulatietest.
De Amerikaanse huisarts en gynaecologe Evelyn Fisher-Frisbee, een van de pioniers van gezinsplanning, beschreef hoe vrouwen uit een mijnstadje in Wales in de jaren 1920 kaarsen gebruikten voor het dilateren van de baarmoederhals, om op die manier een abortus uit te lokken. In de Verenigde Staten gebruikte men naast kaarsen ook glazen staven, pennenhouders, krultangen, lepels, stokken, messen en katheters.
Om na de grote verliezen van de eerste Wereldoorlog het bevolkingsaantal weer op peil te brengen, werd het condoom in Frankrijk bij wet verboden. Die wet wilde geboortes aanmoedigen en verbood zowel contraceptie als het onderbreken van geboortes. In 1967 werd ze nietig verklaard.
In zijn boek ‘Hinter Amors Kulissen’ beschreef de Duitse arts Fritz Kehren uit Leipzig het recept 'Der Jungferntee':
“Om vruchtbaarheid te voorkomen, moet men tijdens de menstruatie een brouwsel drinken van rozemarijn, tijm, lavendel en mirte. Tussen twee menstruaties moet men het gebruik ervan vermijden, zoniet kan dit resulteren in een geleidelijke gewenning aan de ingrediënten en een daaruit voortvloeiende gebrek aan efficiëntie.”
Voor het Christendom was seks het synoniem van zonde. In de Middeleeuwen was geslachtsgemeenschap zelfs verboden op vrijdag (de dag dat Christus stierf), op donderdag (de dag dat hij werd aangehouden), op zaterdag (ter ere van de Maagd Maria), op zondag (als herinnering voor zijn opstanding) en op maandag (als herinnering aan de overledenen). Tijdens de veertig vastendagen was geslachtsgemeenschap ook op dinsdag en woensdag verboden en voor de communie. De geslachtsgemeenschap mocht enkel gebeuren met de vrouw in rugligging, met veel ouderwetse zware kleding met enkel twee kleine openingen, zodat er een minimum aan lichamelijk contact was. In 1920 veroordeelde de Lambeth Conference of Anglican Bishops
“elke opzettelijke cultuur van seksuele activiteit als een doel op zich.”
In 1958 verkondigde dezelfde conferentie:
“Het voortbrengen van kinderen is niet de rol van een christelijk huwelijk, de liefdesrelatie met zijn sacramentele uitdrukking in fysieke vereniging is impliciet in de band tussen man en vrouw.”
In 1966 verleende aartsbisschop van Canterbury Michael Ramsey (1904-1988) zijn goedkeuring aan abortus:
“De discussie over abortus moet gaan over de morele verantwoordelijkheden van de moeder en de arts en ik stel voor dat dit niet bijdraagt tot het invoeren van ideeën over kindermoord, die aan het embryo persoonlijke rechten toekennen, die niet kunnen aangetoond worden en die het bezit”
Studies uit de jaren 1920 toonden aan dat coïtus interruptus de meest gebruikelijke vorm van contraceptie was in New York en New Jersey. Artsen protesteerden daartegen omdat het gevaarlijk kon zijn en uiteindelijk nervositeit en impotentie zou veroorzaken. Een enkeling beweerde zelfs dat het tot een verharding van de baarmoeder kon leiden.
In de jaren 1920 daalde het Amerikaanse geboortecijfer met de helft. De betrouwbaarheid van het condoom werd sterk in vraag gesteld, maar men bereikte een efficiënte contraceptie met de combinatie 'condoom - ritme-methode - terugtrekken van de man - pessaria en/of intra-uteriene apparaten'.
De Franse geboortewet van 1920 bevatte een clausule die de verspreiding van anticonceptieliteratuur strafbaar stelde. Die wet werd in 1967 echter nietig verklaard door de Neuwirth-wet, waardoor anticonceptie werd toegestaan
De Britse actievoerster Marie Stopes (1880-1958) was een fervente tegenstander van chemische contraceptiva, maar een een even fervente voorstander van het pessarium.
In december 1921 opende ze met het geld van haar echtgenoot Humphrey Roe (1878-1949), de schatrijke eigenaar van een vliegtuigfabriek, de ‘Mother's Clinic' in Noord-Londen. In deze instelling werd de door haar ontwikkelde rubberen dop door verpleegsters geplaatst. Haar motto luidde:
"Plaats in je vagina nooit iets, wat je niet in je mond zou nemen.”
Dat leverde haar een tien jaar durend proces op met de ultra-katholieke Schotse arts Halliday Sutherland (1882-1960), die in zijn boek 'Birth Control: A Statement of Christian Doctrine Against the Neo-Malthusians' het volgende schreef:
“In het midden van een Londense sloppenwijk opende een vrouwelijke arts van Duitse filosofie een kliniek voor geboortecontrole, waar aan werkende vrouwen een contraceptiemethode wordt aangeleerd, die door Professor McIlroy omschreven wordt als ‘de meest schadelijke manier waarmee ik ervaring heb’.”
Sutherland sleepte Stopes voor de rechter. In eerste instantie won hij het proces, maar dank zij een resem topadvocaten haalde Marie Stopes haar gram in beroep.
De door de Amerikaanse verpleegster en feministe Margaret Sanger (1879-1966) opgerichte ‘National Birth Control League’ werd in 1921 omgedoopt tot ‘National American Birth Control League’ en nog later tot ‘US Planned Parenthood Federation’.
In India opende Raghunath Dhondo Karve (1882-1953) de eerste anticonceptiekliniek in Mumbai. Deze professor wiskunde was een pionier in het initiëren van gezinsplanning en anticonceptie voor massa's.
De Oostenrijkse fysioloog Ludwig Haberlandt (1885-1932) verstond heel goed de biologische mogelijkheid om een ovulatie te remmen door het imiteren van een vroege zwangerschap. Hij publiceerde een reeks artikels over wat hij de ‘hormonale sterilisatie’ noemde.
In 1930 begon hij met klinische proeven na de succesvolle productie van het hormonale preparaat Infecundin, van de firma G. Richter uit Boedapest. In 1931 beëindigde hij zijn boek 'Die hormonale Sterilisierung des weiblichen Organismus' met de visionaire bewering:
'Ongetwijfeld zou de praktische toepassing van een tijdelijke hormonale sterilisatie bij vrouwen, een duidelijke bijdrage leveren aan het ideaal in de menselijke samenleving dat al een generatie eerder door Sigmund Freud werd verkondigd. Theoretisch zou een van de grootste triomfen van de mensheid de verheffing betekenen van voortplanting tot een vrijwillige en weloverwogen daad.'
De Duitse Minister van Justitie Gustav Radbruch (1878-1949) vaardigde een verbod uit op de reclame en verkoop van voorbehoedsmiddelen.
In 1920 had Radbruch, samen met 54 andere leden van de SPD-fractie, een motie ingediend in de Reichstag. Die voorzag in de straffeloosheid voor een abortus als die binnen de eerste drie maanden van de zwangerschap werd uitgevoerd door de zwangere vrouw zelf of door een door de staat erkende arts. De motie werd niet aanvaard.
Er werd een staal zuiver oestrogeen geproduceerd, een belangrijke stap in de ontwikkeling van orale contraceptie.
Als prelude voor de ontdekking van hormonen toonde de Franse fysioloog Claude Bernard (1813-1878) halfweg de jaren 1850 aan dat klieren interne afscheidingen hadden die andere organen konden beïnvloeden. In 1897 bleek een eierstokextract efficiënt te zijn voor de behandeling van opvliegers tijdens de menopauze. In 1906 werd aangetoond dat eierstokkensecreties oestrus produceren. De term "oestrogeen" was geboren, afgeleid van het Griekse oistros (gek verlangen) en gennan (produceren).
Alle ‘familieplanners’ bemerkten onaanvaardbare falingspercentages van de coïtus interruptus. Zowel Margaret Sanger (1879-1966) als Marie Stopes (1880-1958) onderzochten het pre-ejaculaire vocht en stelden vast dat het soms sperma bevat en daardoor dus een zwangerschap kan veroorzaken.
In 1923 startte het Birth Control Clinical Research Bureau (BCCRB) het Clinical Research Bureau (CRB), de eerste juridisch opgerichte kliniek voor geboortecontrole. Door Margaret Sanger (1879-1966) geopend in New York City met het geld van haar tweede echtgenoot, de Zuid-Afrikaanse oliemagnaat James Noah Henry Slee (1860-1943), fungeerde het CRB, onder auspiciën van de American Birth Control League (ABCL), voornamelijk als onderzoekslaboratorium en als apotheek voor contraceptiva. Margaret Sanger nam James F. Cooper (1880-1931) in dienst en betaalde hem een salaris van 10.000 USD. De Amerikaanse gynaecoloog ging in alle Amerikaanse Staten artsen opleiden over geboortecontrole.
Cooper publiceerde een lijst van duizenden artsen waar vrouwen terecht konden voor geboortecontrole. In 1928 publiceerde hij 'Techniques of Contraception', het eerste medisch boek in de Verenigde Staten waarin alle contraceptiva werden beschreven.
Margaret Sanger smokkelde via het Canadese bedrijf van haar man Engelse pessaria naar de Verenigde Staten en in 1925 overtuigde ze het Amerikaanse bedrijf Holland-Kantos Company om voor haar pessaria te produceren.
Om voorbehoedsmiddelen in de Verenigde Staten aanvaardbaar te maken, nam Margaret Sanger (1879-1966) ook Dorothy Bocker (1888-?) in dienst. Voor een salaris van 5.000 USD paste deze vrouwelijke arts de vaginale membranen aan bij de vrouwen. Na haar eerste werkingsjaar bleek het salaris van Bocker te hoog voor de beperkte begroting van de kliniek, maar nog belangrijker was dat Sanger teleurgesteld was over de kwaliteit van Bocker's werk. Niet alleen had ze geen ervaring met gynaecologie, maar ze deed ook nooit een follow-up bij de 20% patiënten die niet terugkeerden voor geplande bezoeken. Bocker veronderstelde gewoon dat haar behandeling succesvol was geweest. Bovendien gebruikte ze zo'n variëteit van contraceptie, dat men er weinig statistische conclusies kon uit trekken. En dat was nu eenmaal een van de belangrijkste doelstellingen die Sanger zich bij de start van haar kliniek had gesteld, de doeltreffendheid aantonen van specifieke contraceptiva. Op zoek naar een vervangster wendde Sanger zich in 1924 tot Hannah Mayer Stone (1893-1941), die als arts een pleitbezorgster was van reproductieve rechten en ook al direkteur was van de medische adviescommissie van de BCCRB. Stone aanvaardde het aanbod en in tegenstelling tot Bocker werkte ze zestien jaar lang gratis in de kliniek.
Op de cover van het november-nummer uit 1923 van het door Margaret Sanger (1879-1966) uitgegeven Birth Control Review, stond een aan een boei geketende vrouw afgebeeld met een pancarde met opschrift ‘ongewenste baby's’.
Een ander voorbehoedsmiddel uit de jaren 1920 was ‘The Gamic Appliance’, een plug die bij mannen in de urineleider moest geplaatst worden en waarover Marie Stopes (1880-1958) het volgende schreef:
“Deze pin of dit knopachtig apparaat moet de mannelijke plasbuis afsluiten voor de coïtus interruptus tot stand komt, als beveiliging voor een spontane ejaculatie. Dit apparaat werd mij enkele jaren geleden door zijn uitvinder geleverd. Het leek me heel gevaarlijke en absurd, maar het kan door sommige onwetende mensen gebruikt worden. Ik heb geen enkel argument tegen zijn totale afkeuring.”
De Amerikaanse gynaecoloog Robert Latou Dickinson (1861-1950) stichtte in 1923 het Committee on Maternal Health, een commissie gericht op klinisch onderzoek over contraceptie, steriliteit en abortus. In het eerste door Dickinson geschreven rapport voor de commissie, dat in november 1924 gepubliceerd werd in The American Journal of Obstetrics and Gynecology, verscheen de volgende discussie over condooms:
“Het condoom behoudt zijn opvallende plaats als meest bekende en meest eenvoudige maatregel voor contraceptie. Mits vier voorwaarden wordt het beschouwd als betrouwbaar: goede kwaliteit, testen, smering en in geval van afglijden of scheurtjes de beschikbaarheid van een medicinale douche met 1/4de azijn. Het wordt zeer vaak geweigerd door zwak virielen en zelfzuchtigen.”
Dickinson was een van de eerste artsen die een gedetailleerde seksuele geschiedenis van zijn patiënten verkreeg. Als ervaren pen-en-inktkunstenaar maakte hij heel wat tekeningen en schetsen van o.a. van genitaliën. Hij gebruikte elektrische cauterisatie voor de behandeling van cervicitis en voor intra-uteriene ablatie als sterilisatie. In de jaren 1920 sloot hij zijn praktijk en concentreerde hij zich op seksueel onderzoek en contraceptie. Als voorstander van contraceptie en van de eugenetica-beweging gaf hij professionele steun aan Margaret Sanger (1879-1966), maar hij ging niet met haar akkoord over wie de contraceptie zou moeten controleren. Dickinson vond dat artsen daarover de leiding moesten hebben. De publicatie van zijn geschriften werd tot 1931 belemmerd door de Comstock-wetten.