WebiMed.net

Medische Informatie en Gezondheid

1600 - 1699

1600

Sponzen, dikwijls bevochtigd met natuurlijke zaaddodende middelen, werden jaren lang gebruikt voor het absorberen van sperma en voor het doden van zaadcellen. In het 17de eeuwse Frankrijk, plaatsten de vrouwen met cognac overgoten zeesponzen in hun vagina.

1605

Sedert wanneer condooms als contraceptie werden gebruikt, is een omstreden onderwerp. Een eerste betrouwbaar bewijs verscheen in de verhandeling 'De iustitia et iure' van de Nederlandse moraaltheoloog en Jezuïet Leonardus Lessius (1554-1624), die het gebruik ervan veroordeelde als immoreel.

1640

Tijdens opgravingen in de buurt van het Engelse Birmingham werden in Dudley Castle oude condooms gevonden. Ze waren uit visdarmen en dierlijke ingewanden vervaardigd. Tijdens de oorlog tussen het leger van Oliver Cromwell (1599-1658) en de soldaten van King Charles I (1600-1649) werden ze waarschijnlijk gebruikt om seksueel overdraagbare aandoeningen (SOA) te voorkomen.

1645

De Engelsen waren hun koning Charles II (1630-1685) ontzettend dankbaar, omdat hij zijn lijfarts Quondam had aangespoord om het condoom verder te ontwikkelen. Volgens de overlevering zou de naam van het product uit diens verbasterde naam ontsproten zijn. Dat verhaal werd later naar het rijk der fabeltjes verwezen. De naam condoom is hoogst waarschijnlijk afgeleid van het Latijnse condus, wat vergaarbakje betekent.

1652

De alleenstaande meid Susanna Warren (1631-1716) raakte zwanger van haar baas Captain William Mitchell (1605-1659). Daarop bereidde deze vooraanstaande burger uit het Amerikaanse Maryland een abortief drankje van Phisick, waarin hij een rauw ei mengde. Hij dwong Susanna om het goedje te drinken, maar het brouwsel had geen effect. Op 28 juni beviel ze en diende ze een klacht in tegen Mitchell, die overigens niet aan zijn proefstuk toe was. Eerder werd hij er namelijk van verdacht dat hij zijn vrouw Anne Alwin (1610-1646) zou vergiftigd hebben, die hem vijf kinderen had geschonken.

1653

De Britse arts, botanicus, herbanicus en astroloog Nicholas Culpeper (1616-1654) publiceerde zijn 'Complete Herbal'. In dat boek deed hij de aanbeveling om kruisdistel, blauwe zeedistel, zwart nieskruid en polei in water te koken en het goedje vervolgens te drinken om menstruaties uit te lokken. In feite een vorm van zelf-abortus. In het geval de middelen niet hielpen, voerde men in donkere steegjes brutale abortussen uit, door met een keukenmes in de baarmoeder te kerven.

De Britse arts William Harvey (1578-1654) behandelde baarmoederverzakkingen met pessaria, tenzij er een carcinoom aanwezig was. In zijn boek 'Anatomical Exercitations Concerning the Generation of Living Creatures' rapporteerde hij een vergroting en volledige verzakking van een baarmoeder die een dode foetus bevatte. Die pessaria zouden later een belangrijke rol gaan spelen in de contraceptie.

1655

De eerste expliciete beschrijving van 'un petit linge' (een klein doekje) om zwangerschap te voorkomen dateert uit 1655. In de Franse novelle en het daaruit ontsproten toneelstuk 'L'Ecole des Filles ou la Philosophie des Dames', keuvelden twee nichtjes over seksuele thema's, met de eerste officiële melding van dit mannelijk contraceptivum.

De volgende passage willen we u echter niet onthouden, al heeft ze weinig te maken met contraceptie:

"Cet engin donc avec quoi les garçons pissent s'appelle un vit, et quelquefois il s'entend par le membre, le manche, le nerf, le dard et la lance d'amour, et quand un garçon est tout nu, on voit cela qui lui pend au bas du ventre, comme une longue tette de vache, à l'endroit où nous n'avons qu'un trou pour pisser. - Oh ! quelle merveille !"

Vrij vertaald:

“Dit apparaat waardoor de jongens urineren heet ‘van levensbelang’, en soms wordt het ook het lid, de steel, de kracht, de spies en het liefdeszwaard genoemd, en als een jongen helemaal naakt is, zie je het onderaan de buik hangen zoals de lange speen van een koe, op de plaats waar wij een gat hebben om te urineren. Oh, wat een wonder!”

1661

Voor het eerst werden er voor het plegen van abortus ook diverse intra-vaginale injecties beschreven.

1666

Volgens de Britse Commissie van het geboortecijfer was de dalende vruchtbaarheid een gevolg van het ‘condons’-gebruik,meteen ook het eerste gedocumenteerde gebruik van dat woord.

1671

In een van de brieven aan haar dochter Françoise-Marguerite de Sévigné (1646-1705) beschreef Madame Marie de Rabutin-Chantal, Marquise de Sévigné (1626-1696) een beschermhuls gemaakt van goudslagersvlies als 'een pantser tegen plezier en een spinnenweb tegen gevaar'. Françoise-Marguerite was twee jaar voordien gehuwd met François Adhémar de Monteil (1632-1714), de graaf van Grignan, die daarmee aan zijn derde vrouw toe was. Zijn eerste schonk hem twee dochters en stierf in 1665. De tweede stierf in het kraambed van hun zoon, dat maakte dat hij op 36-jarige leeftijd al twee keer weduwnaar was. Madame de Sévigné gaf haar dochter, die op 22-jarige leeftijd al drie kinderen had gebaard, dan ook het volgend advies mee:

"Als de heer De Grignan in verleiding valt, geloof dan niet dat hij van je houdt! Ga door met je goede gewoonte om apart te slapen, en herstel jezelf. ... Ik kus je man. Ik vind hem zelfs beter in zijn appartement dan in het jouwe."

De schrijfster beschreef haar schoonzoon als iemand die "onder hem reeds twee vrouwen had gedood" en suggereerde onthouding als middel van vruchtbaarheidscontrole.

1677

Er veranderde heel veel toen Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723) zijn eigen sperma onderzocht onder de door hem uitgevonden microscoop. Hij zag er "ontelbaar veel dierkens rondspartelen". Om niet beticht te worden van zelfbevlekking, vermeldde hij dat het ging om 'zaad gemorst tijdens een vrijpartij met zijn echtgenote'. Terwijl hij gefascineerd naar die ontelbare zweepdiertjes staarde, besefte hij dat geen mens hem zou geloven. Daarom huurde hij een tekenaar in, die natuurgetrouw de kopjes en zweepstaarten natekende van de spermatozoa. Eerlijkheidshalve dient hieraan toegevoegd dat Johan Ham of Johannes Hamme, een medicijnen-student uit Arnhem, aan van Leeuwenhoek "ontloopen mannelijk zaad van een manspersoon, die bij een ongesont vrouwspersoon hadde geweest" toonde, waarin hij krioelende ‘diertjes’ had waargenomen en dat van Leeuwenhoek dit verder onderzocht. Later beweerde de wis- en sterrenkundige Nicolaas Hartsoecker (1656-1725) dat hij de eerste was die ‘zaaddiertjes’ had gezien. Wat van Leeuwenhoek prompt ontkende in een brief aan de burgemeester van Rotterdam, Herman van Zoelen (1636-1702).