De geschiedenis vermeldde steeds meer middeltjes voor het verhinderen van een geboorte, het ene al gekker dan het andere. Om niet zwanger te geraken droegen sommige Europese vrouwen de botten van de rechter zijde van zwarte katten rond hun nek. Anderen staken de steel van een kool in brand en blusten die dan in het bloed van hun menstruatie. Sommigen waren ervan overtuigd dat ze een gans jaar niet zwanger konden geraken als ze drie keer in de muil van een kikker spuwden. Het loensend oog van een hert werd aan de wortel van marjolein gebonden en ’s avonds besproeid met de urine van een rode stier. Anderen droegen dan weer een riem vervaardigd uit de haren van een steriele muilezel of dronken diens urine, of hingen een talisman om met de oren en testikels van een muilezel. Uitwerpselen van een olifant werden gemengd met paardenmelk in de vagina gebracht. Franse vrouwen wasten zich in de fontein van Saint Martial of dronken het water uit de fontein van Sainte Estelle
In zijn medische encyclopedie beschreef de Perzische arts Ibn Sina of Avicenna (980–1037) twintig verschillende voorbehoedsmiddelen. Eentje ervan was de penis omhullen met wit lood of pijnhars. Een ander bestond uit het inbrengen in de vagina van met aluin gemengde pulp van granaatappel. Als alternatief adviseerde hij wilgenbladeren of een brij van kwintappel, alruin, ijzerslak, scammonine-sulfuur en koolzaad. Ook het vaginaal inbrengen van peper na de geslachtsdaad zou volgens hem doeltreffend zijn. Uitwerpselen van de olifant zouden evenmin hun doel missen.
De Italiaanse arts Trota van Salerno (1050-1097) was de eerste geregistreerde vrouwelijke gynaecoloog. Ze gebruikte een balpessarium gemaakt van stroken linnen die de vagina vulde in het geval van een baarmoederverzakking. Om de therapie te voltooien werd een T-bindmiddel gebruikt.
De Indiërs gebruikten meerdere contraceptiemiddelen, zoals een drankje van gemalen palmblad en rood krijt of vaginale zetpillen van honing, ghee en steenzout of de zaden van de Palasa boom.
Op advies van hun rabbijn plaatsten Arameese vrouwen een moukh in hun vagina, een spons die voorkwam dat het sperma de baarmoeder bereikte.
In de beginperiode bestempelde de katholieke kerk abortus als moord, doodslag met opzet, of quasi-moord. In de Leges Henrici Primi, de wetten uitgevaardigd door de toenmalige koning van Engeland Hendrik I Beauclerc (1068-1135), werd abortus als een misdrijf beschouwd en als quasi moord, waardoor de uitvoerder een mildere straf kreeg dan voor doodslag.
In 'De simplicis medicinae' van de Duitse schrijfster en filosofe St. Hildegard van Bingen (1098-1179) werd voor het eerst het gebruik van boerenwormkruid beschreven om zwangerschappen te beëindigen.
De Romeinen vonden dat het krijgen van drie kinderen voldoende was, daardoor groeide de Romeinse bevolking slechts langzaam aan. Er werd vaak contraceptie en abortus toegepast. Meteen na de liefdesdaad wasten de vrouwen zich grondig, ze gebruikten een pessarium, zaaddodende middelen of een menstruatiekalender. Coïtus interruptus werd minder toegepast.
Abortus via massage werd toegepast in Birma, Thailand, Maleisië, de Filipijnen en Indonesië, als de vrouw twaalf tot twintig weken zwanger was. Ze lag met opgetrokken knieën op haar rug en de geboortebegeleidster omklemde de baarmoeder. Vervolgens drukte ze die zo hard als mogelijk met de vingers, de hiel van haar blote voet of zelfs met een houten stamper die normaal gebruikt werd om rijst te malen. In een van de grote tempels van het Cambodjaanse Ankor is deze praktijk op een bas-reliëf te zien.
Uit Japanse documenten blijkt dat abortus provocatus er vanaf de 12de eeuw werd toegepast, maar dat die tijdens de Edo-periode tussen 1603 en 1868 nog meer beoefend werd, vooral bij boeren die door de steeds weerkerende hongersnood en de hoge leeftijdsbelasting het hardst getroffen werden.
De Spaanse arts en rabijn Maimonides (1135-1204) herkende dat vrouwen onvruchtbaar waren tijdens het begin en de tweede helft van hun cyclus en dat de vruchtbaarheid waarschijnlijk het hoogst was in het midden van die cyclus.
Op een versierd handschrift uit de dertiende eeuw ziet men duidelijk hoe een kruidendeskundige een brouwsel met polei bereidt voor een zwangere vrouw.
De Italiaanse bisschop Albertus Magnus (1200-1280) herinnerde aan een advies uit de Oudheid:
"Als een vrouw de vinger van een dode foetus om haar nek draagt, raakt ze niet zwanger zolang ze die draagt."
Gelijktijdig raadden artsen het volgende recept aan:
"Als een vrouw drie dagen lang 's ochtends twee bekers water drinkt waarin de smeden hun tangen afkoelden, wordt ze permanent steriel."
In 1312 tijdens de Raad van Wenen aanvaardde de Katholieke kerk dat abortus als moord werd beschouwd na de vorming van de foetus, wat meestal aan het eind van het eerste trimester van de zwangerschap was.
In Montaillou, een dorpje in de Franse Pyreneeën, had de plaatselijke priester Pierre Clergue (1270-1321) een bijzonder actief liefdesleven. Op zekere dag vroeg Béatrice de Planisoles (1274-1322), een van zijn talrijke aanbidsters, hem:
"Wat moet ik doen als ik dank zij u zwanger word? Ik zal beschaamd zijn en reddeloos."
Waarop de priester antwoordde
“Ik heb een bepaald kruid, als een man het draagt op het ogenblik dat hij zijn lichaam vermengt met dat van een vrouw, kan hij niet verwekken en kan zij niet zwanger worden."
De getuigenis van een jonge vrouw voor de Franse inquisitie onderstreepte de kennis van vrouwen over het regelen van de fertiliteit met kruiden, meer bepaald het voorkomen en vroegtijdig beëindigen van de zwangerschap. De menstruatie regulerende eigenschappen van wijnruit, polei en andere kruiden waren wijd verbreid onder kruidendeskundigen, apothekers, artsen, vroedvrouwen en zelfs theologen en wetsgeleerden.
De kennis over herbale abortiva en voorbehoedsmiddelen voor het regelen van de vruchtbaarheid ging in de Middeleeuwen langzaam verloren, omdat vele Europese staten hun land opnieuw wilden bevolken na de dramatische verliezen van de pestepidemie uit 1348. De kennis over contraceptie werd vernietigd en betekende zelfs de start van een heksenjacht op verloskundigen, die een ruime kennis over herbale abortiva en voorbehoedsmiddelen hadden.
Condooms werden wel gebruikt, hoewel de eerste generatie bedoeld was om de verspreiding van syfilis te stoppen en niet zo zeer om een zwangerschap te voorkomen. Die condooms bestonden uit dierlijke blazen en darmen, werden vastgebonden met een touw en vele malen opnieuw gebruikt. Latere versies van het condoom waren vervaardigd uit linnen.